De week begint met een vrije dag. (Gelukkig had je net op tijd door dat het een vrije dag was. Het zou niet de eerste keer zijn dat je voor een gesloten deur zou staan op het werk. Toch een werkpuntje voor je volgende leven.)
Je werkt verder aan de grote tekst. Kneden. Stukjes in evenwicht duwen. Vlekjes wegwerken.
Een andere dag. Het zomeruur zit nog niet helemaal in je lijf, denk je. Alsof je nog een beetje in je huid moet schuiven.
Een week met een hoog verjaardagsgehalte, stel je vast. (Cadeautjesplanning.)
De mensen op het scherm in de vergadering. (Je oefent je rimpels.)
De nieuwe computer. Alle dingen instellen, alsof je eindeloos veel dansjes moet doen, eer je weer veilig thuis bent. (Misschien hebben apparaten bindingsangst.)
Je wacht op haar in het restaurant. Het is al lang geleden dat je haar nog zag. (Op deze plek maakte ze ooit een mooie foto van jou.) De verhalen. Lichamen die gehavend zijn. En de rivier.
Je brengt haar terug naar het station. Haar trein rijdt niet. (Iemand is die avond niet thuisgekomen.) De bus komt eraan. Je zwaait haar nog na.
(Een rondhangverlangen thuis, maar de nacht roept.)
Een andere dag.
De computer geeft zich nog niet echt uit handen. (Net iets te veel freezerespons, denk je.) Je laat even los.
Je staat opleiding te geven. Je laat je verhaal heen en weer bewegen, tot ze meekomen.
Een mooie avond, als vakantie. Zomaar vakantie. (Een vraag over te streng zijn, ze verwart je. Verwarring is een goede zaak.) Misschien zijn er goede manieren om over je buik te vertellen. (Verwarring is een goede zaak.)
Een andere dag. Samen met je collega probeer je het lied van de computer te begrijpen. (Sommige geheimen laten zich niet zomaar onthullen.)
Je knutselt verder aan de grote tekst.
Je schuift met hoofdstukken. De tekst mag opnieuw in zichzelf neerdalen. (Je zult nog even wachten voor je voorzichtig terugkeert. Iets met water.)
Je probeert in je hoofd te zien wat je zult maken, de volgende dagen, voor een jarige meid. (De taart is alvast besteld, dat is er al.)
Een nieuwe ochtend. Je mag weer even in die vergadering zitten, zoals elke maand. Je hebt de cijfertjes ingestudeerd.
In de trein. De groep kinderen heeft enkele wagons ingenomen. Ze zijn uitgelaten. (Ze ontroeren je.)
De vrijdagtekst. Een ritueel.
Op tijd weer naar huis, straks moet alles netjes op tijd klaar zijn, hoog bezoek.
Je haalt de taart op. Je loopt voorzichtig door de stad met de doos in je handen. (Dit is niet het moment voor een meteoor.
In de winkel zie je hoe de dingen op de tafel zullen komen.
Rustig maak je alles klaar. De tafel is al gedekt. (Die plaat van Joe Henry is zo ongelooflijk mooi, het valt je weer op, ontroert je diep. Week.)
Ze zitten aan je tafel te eten, je kijkt, je luistert. Ze is vijftien. (Misschien is ze wel een klein beetje blij met het boek dat ze van je kreeg.) De citroentaart, dus. (Herinneringen schuiven door je hoofd, je ziet verhalen. Iets in het nu maakt je verdrietig.)
Je ruimt de kamer weer op. De dingen leggen zich neer.
Een andere ochtend. (Je komt van ver, uit je dromen.)
De boodschappenronde. (Je denkt aan de rivier.)
Het cadeautjesbeleid is zelf een geschenk, je mag zomaar naar de boekhandel.
De grote afwas, Joe Henry is weer bij je. (Week.)
Je zoekt nog andere muziek, voor even zitten op het terras. Je hoort Thanks for the Dance.
(Verdriet.)
Je ontvangt de mannen. Het gesprek beweegt mooi. Iets over rouwen. (Misschien heb je dit nog nooit zo uitgesproken.)
Ze zijn vertrokken, je ruimt de kamer weer op.
(Waar komt al dat verdriet vandaan?)
De warme buitenlucht komt binnen, raakt je aan, als een trage rivier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten