(Misschien was dat onderhuids gevoel niet onterecht, zul je later denken.)
Je begint een beetje moe aan de week. Het weekend was gevuld. Het waren mooie dingen, daar niet van. Je bent dankbaar, en je had het ook fijn gevonden om net iets meer leegte te hebben. Het ritme zal wel komen.
Je legt uit aan je collega hoe het fototoestel werkt en vertrekt voor je overleg.
De vergadering verloopt erg goed, het gaat snel. De twee teksten die je maakte, zijn behandeld in net iets meer dan een half uur. Je past ze nog een beetje aan, en ze kunnen weer rusten in zichzelf.
Een andere dag. Je hebt straks enkele afspraken na elkaar, probeert in je hoofd het ritme in je lichaam te zien dat je dan nodig zult hebben.
Je werkt rustig verder, je bent helemaal alleen in de gang. De foto’s komen binnen, druppelsgewijs.
Je vertrekt op tijd weer. (Je hebt het beste ritme gezien in je lichaam.)
Van thuis uit fiets je naar je eerste vergadering. Je bent blij enkele dierbare mensen weer te zien. (Graag zou je gewoon even bij hen zijn, traag praten.) De verschillende werkgroepen zijn samengevoegd in een enkele, die jij mag voorzitten, in het Engels. Je probeert het gesprek zo goed mogelijk te laten vloeien. Je moet al snel weer vertrekken voor je volgende vergadering, helemaal aan de andere kant van de stad. Je fietst snel door. Je bent er natuurlijk weer te vroeg. (Je ziet dat iemand je probeerde te bellen. Je luistert naar de voice mail. Het bericht verontrust je, of bevestigt wat je vermoedde dat zou gebeuren.) De vergadering verloopt goed, net als de volgende. (Weer thuis stuur je nog een bericht. Je let op je woorden.)
Een andere dag. De kinesiste legt je weer in de plooi, het doet je goed. (Misschien zou je bij de zee willen zijn.)
Je bent op tijd op de conferentie, waar je de hele dag foto’s zult maken. Je beweegt heen en weer, zoekt hoeken, zoekt iets in gezichten. (Je krijgt een vraag, zo zie je aan het bericht, of je mag gebeld worden.) Je verdwijnt een beetje in de lenzen.
(Die avond, een telefoon. Misschien valt het nog wel goed, denk je. Maar de onrust in je huid blijft.)
Een andere dag. Je bent nog een beetje moe wanneer je aan de tafel zit, met die vier vrouwen die je de ene na de andere vraag stellen. Je probeert je gedachten zo goed mogelijk te verwoorden in het Engels. Soms ontglipt een woord je. Ze lijken blij te zijn met het gesprek.
(Je ziet het bericht. Dat wat het dus uiteindelijk geworden is, wat zij van plan waren, daar aan de andere kant van dat bericht. Je bent diep teleurgesteld en kwaad. En tegelijk zie je weer iets gebeuren, niet voor het eerst. Je hebt jezelf niets te verwijten, integendeel.)
Je krijgt een bericht dat je warm maakt. De lijst is klaar, je mag hem komen ophalen. De drie mooie tekeningen uit je boek die je kreeg. Ze kunnen aan de muur. Straks mag je langsgaan.
(De dingen sijpelen door. Je denkt dingen die je niet hardop denkt.)
Je loopt bij hen langs, ze zijn je zo dierbaar, ze zijn er altijd voor je. Je vertelt het verhaal van de dag. (Ze zijn even kwaad. Je bent niet alleen.) Hij maakte de lijst voor je, met spullen die nog van je vader waren. Hij loopt met je mee.
De tekeningen van de kleine Julia hangen in de kamer, boven je piano. De lijst hangt boven de foto met de oude Julia, toen nog jong, op haar trouwdag. En de foto van het kleine jongetje. Ze doet iets met de rivier die je nodig had. Je bent gelukkig.
De avondvergadering. (Je bent moe van de dag.) Het is mooi, hoe de gedachten rustig bewegen. Iedereen luistert naar elkaar.
Een andere dag. (Je huid doet nog een beetje pijn.) Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar, je probeert snel te werken, zodat je straks op tijd naar de conferentie kunt vertrekken. Het lukt net.
Het gesprek tijdens de conferentie. Je schuift je woorden in het gesprek, ze vinden een plek.
Amper thuis vertrek je weer voor de boekvoorstelling. Er is erg veel volk in de boekhandel. De auteur ziet je achteraan staan, en komt helemaal naar je toe om je een hand te geven. (Beetje verlegen.) Het gesprek is heel erg boeiend. Het doet goed, om daar gewoon te zitten luisteren, tussen al die anderen.
De week doet iets met je buik. (Twee ritmes zoeken elkaar.) Het zal nog even tijd nodig hebben.
Een andere dag. Rondrijden om affiches bij te plakken, nieuwe woorden leren, lachen.
Je zit in de kerk te luisteren naar het orgel. Je ziet hoe het kleine meisje maar net bij de toetsen kan, maar heel trots en zelfzeker haar stukje speelt.
Nog een gesprek op het terras, en de rest van de boodschappen. Nog wat werk inhalen. (Nog een mail, de dingen zijn dus zoals je vermoedde. Het is zo vermoeiend voorspelbaar allemaal. Je oefent je in op afstand kijken, het lukt soms, het heeft tijd nodig. Je weet wat er zal komen, maar je zult blijven staan.)
Misschien zou je de rest van de avond alleen maar met de twee Julia’s aan de tafel willen zitten. Rustig praten, zien hoe ze naar elkaar kijken. Ze weten iets. Dat is je plek, daar is je huid zacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten