Het is raar, hoe moe je kunt worden van verdriet. Het overvalt je ineens, terwijl je staat aan te schuiven aan de kassa.
Bussen zijn goede plekken om zachtjes te wenen. Terwijl de wereld buiten voorbij schuift.
Tussen zo vaak heen en weer, tussen proberen te begrijpen wat er gebeurd is, kun je verlangen naar woorden. Als een warm bad waarin je je zou kunnen hullen. Als een warm lichaam waar je tegenaan zou kunnen gaan liggen.
Heb je alles gezegd wat je nog wilde zeggen in dit leven? Dat vraagt ze me. En ik antwoord dat ik hem gezegd heb dat ik graag samen met hem een kast zou willen timmeren in het huis dat ik nog moet kopen. Hij begon meteen andere oplossingen te verzinnen, maar ik wist dat hij het uiteindelijk toch zou doen. En zo wilde ik het ook, niet anders. Als ik ooit het huis vind, zal ik altijd de kast zien die er niet gekomen is.
Het gedicht van Dylan Thomas diende zich uit het niets aan me aan. Alleen al de woorden horen in mijn hoofd stuwde de tranen voort. Ik heb het wel gehad met die klotekanker, zeg ik aan iemand die me vraagt hoe het met me gaat, of ik een beetje overeind blijf. Ik zou willen dat die kanker afblijft van iedereen die ik ken. Maar ik weet dat ik dat zelfs niet mag willen. En ik voel alleen: “Rage, rage against the dying of the light.”
Een rare dag vandaag, om net nu in de kliniek te zitten voor mijn eigen controle. Om te zien of de kanker in mijn lichaam netjes weg blijft. Blijven leven voelt soms onrechtvaardig aan. En toch wil ik hier zijn, nu, en niet op een andere dag. Alsof ik het leven in mijn handen wil houden. Blijven leven voelt soms als een verantwoordelijkheid aan.
De handen van zijn vader. Ik zie ze nog voor me. Hoe ze ineens koud werden op het einde van zijn leven. En zijn handen. Waarmee hij alles kon. Ik kon het eigenlijk niet aanzien, hoe de reuma zijn handen krom trok. In het ziekenhuis, de laatste weken, keek ik altijd naar zijn handen. Alsof ze me iets zouden zeggen. Nu bewegen ze helemaal niet meer. Nu is het aan mijn handen.
Morgen gaan we hem begraven.
1 opmerking:
.
Goedenmorgen Jan,
Het is zondag.
Misschien lig je nog in zijn buik te slapen.
Hoe de handen van de slaap
nog even het licht uit je ogen houden.
Zelf herinner ik me ook nog de handen van mijn vader. Maar ze doen me niets.
Hoewel de zijne en mijn voeten hetzelfde stigma droegen. Verbrand.
Van een verschillend vuur.
Hoewel we ooit samen naast elkaar lagen in de operatiekamer. Voor dezelfde ontploffing.
En zijn handen toen getekend werden.
Hoe ik het vuur op zijn haren bluste met mijn blote handen.
Ik weet niet of mijn zoon
m'n handen kent.
Ik hoop dat jij nog lang
de handen van je vader voelt ...
.
Een reactie posten