Het is elk jaar een speciaal moment. Elk jaar lijk je weer een beetje onvoorbereid. Alsof je niet genoeg hebt gedacht: het gaat kantelen, denk eraan.
Daar waar de seizoenen kantelen. Misschien zou je daar iets te weten kunnen komen over het wezen van de dingen.
Stel dat het een plek was, waar je naartoe kon gaan. Een plek in de tijd. Je zou het kantelpunt in je lichaam voelen. En in dat moment zou je iets zien van wat niet te zien is.
Het kantelpunt draagt altijd een paradox in zich. Bij het begin van de zomer beginnen de dagen terug korter te worden. En bij het begin van de winter kun je hoop vinden in het idee dat de dagen langer worden.
Wat je zou willen, het ontsnapt je. Wat je zou verlangen, het verdwijnt in het moment van inzicht. En alleen in die staat van onvolmaaktheid kun je zijn. Schoonheid en verlies raken elkaar.
En toch kun je alleen maar verlangen, telkens opnieuw.
Er is troost in het ritme van de seizoenen. Ze zijn ook ergens in je, ze zijn aanraakbaar. Ze zijn in je adem, misschien wel je adem zelf.
Maar het is net in dat ene moment van kantelen, een moment van gewichtloosheid, een flits van een niemandsland, in dat moment zie je iets.
Sommige mensen geloven dat er een zijn is, elders. Ver weg van het worden. Ze hebben nood aan een idee van het zijn. Hun ware zelf zal daar zijn, als een zijn. Ontworsteld aan het worden.
Hoe het juist zit, kun je niet goed uitleggen. Maar volgens jou rust het zijn in het eindeloze worden zelf. De eindeloze beweging van de seizoenen, het sterven dat naadloos overgaat in het geboren worden, zonder grens, dat is het zijn. En net in het kantelpunt van de seizoenen kun je dat zijn ook zien. Op een of andere manier.
(De hele tijd voel je schroom, terwijl je de woorden zoekt. Eigenlijk zijn dit geen dingen voor woorden. Maar misschien is een woord ook wel een staat van onvolmaaktheid.)
Misschien is het wel fijn af en toe om in een god te geloven, als die gave je gegeven is. Als god een bewegingloze beweger is, staat hij of zij toch elders. Zo’n god is dan misschien wel aanwezig in alles wat leeft, maar zij of hij staat toch boven dat leven, in een vorm van zijn. De staat van worden, het is dan een staat van voorlopig nog onvolmaaktheid. Wanneer je in een moment van inzicht het heilige ziet, dan is het alsof je als in een televisie beelden ziet van een ruimte ver weg.
Aanvaarden dat de seizoenen genoeg zijn, is naakter waarschijnlijk. Het ervaren, in een flits, dat er heelheid is, dat is als een elders in het hier en nu. Een zijn dat alleen maar kan bestaan in dit worden.
(Je voelt alleen maar nog meer schroom.)
Alleen met onvolmaakte en gedeukte lichamen, alleen in verschillende talen, alleen in het zoeken kun je van elkaar houden.
Dat is wel een mooie gedachte eigenlijk.
En toch is er ook altijd iets in je dat stiekem hoopt dat het even stil zal staan. Misschien wil je stiekem wel een beetje langer dan een onvatbaar moment gewichtloos zijn.
Misschien ben je bang dat het zomaar voorbij zal gaan, dat moment van kantelen. Misschien ben je bang dat je niet aandachtig genoeg zult geweest zijn.
Dat moet te leren zijn, denk je, dat kijken.
Misschien is dat wel iets om een heel leven al falend te proberen, vragen aan een geliefde: zou het al voorbij zijn, of zullen we doen alsof het nu is?
De zomer mag bijna komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten