Iets met de kosmos. En iets dat niet mag gebeuren die nacht, niet die nacht. Waar kwam dat ineens vandaan? Iets met niet alleen willen zijn.
(Misschien moet je haar vertellen dat je al veel geweend hebt. Of misschien niet. Ze waren wel van het goede soort. Zij is dat ook, trouwens.)
Die ochtend vroeg in de trein. Berichtje dat er een nieuw mensje in de wereld is gekomen. Bijna had je heel erg luidop JUI!!! geroepen. Je slikt een traan weg. Het kleine meisje van toen is een moeder geworden…
Twee kleine meisjes doen joelend de deur voor je open. Vast ritueel. “Jullie zijn weer groter geworden!” “Nee, jij bent groter geworden.” “OK dan, maar jullie zijn wel echt groter geworden.”
Een mooi gesprek. In de nacht daarna weer naar huis. Ineens valt je fietslicht uit. Je bedenkt allerlei mogelijke oorzaken. Het kan evenwel ook gewoon zijn dat het lampje stuk is. Zou kunnen.
Een gesprek in de nacht.
Een conferentie in die mooie zaal die helemaal naar boenwas ruikt. Je mag het nieuwe fototoestel uittesten. Je doet je best om geruisloos door de zaal te bewegen. De vloer kraakt onder je voeten. Brengt je terug bij herinneringen van vroeger. Samen met je vader op weg voor huwelijksreportages. Krakende vloeren. (En ondanks alles, ondanks de geweldige technologische mogelijkheden, ondanks het grote gemak waarmee je kunt werken, mis je ze. Die oude fototoestellen. Hoe ze in je hand lagen. Hun gewicht. De geluiden. Alsof ze weerstand boden tegen dingen die te gemakkelijk waren.)
De andere dag. Je bent niet echt gemaakt voor kerstfeestjes, denk je.
Een beetje aarzelend, een bericht.
Het is de laatste dag voor. De vorige dagen heb je als een gek gewerkt om alles af te hebben. Het ziet ernaar uit dat het nog zal lukken ook. Je zult met een leeg bureau kunnen vertrekken.
Het is tijd voor de nieuwe wens. Telkens weer een spannend moment. Welke woorden zullen dit jaar naar je toe komen. Het woord vlucht dient zich aan. Alsof het je wil zeggen dat de vlucht voorbij is. Je durft niet goed, maar het dringt zich op. Je denkt nog iets als: overgave en genade liggen dicht bij elkaar. Zo kun je dat niet opschrijven. Het is een mooie gedachte.
Die avond nog een vergadering. Tussen alles door denk je eigenlijk alleen maar aan iets met tango. Je kijkt.
Een beetje meer aarzelend, een bericht.
Een antwoord. Een antwoord. Na een tijd draaien denk je: wees eens een beetje dapper. Nog een antwoord. Een gesprek in de nacht.
Iets met netkousen.
Het is moeilijk in slaap vallen met een glimlach. En dat ondanks zwierende armen.
Je brengt die ochtend je fiets weg. Voor het lampje. Een trotse opa roept je weer binnen. Je ziet de foto’s van een nieuw mensje.
Je maatje zit je een beetje te jennen. Waar dat berichtje blijft, en of hij zelf niet even moet bellen.
In de zetel proberen je boek te lezen, en tussendoor kijken hoe ze probeert te slapen, misschien wel een beetje slaapt.
(Bijna had je gezegd dat je gelukkig bent, maar dat mag niet.)
Een schimmenspel. Een zaal vol met kleine en grote jongetjes en meisjes. (Dit mocht je nog nooit meemaken. Je voelt je klein, en verlegen.) Al bij al toch wel een horrorverhaal over oma’s die staarten van wolven trekken.
Er is een officiële waarheid ingeoefend. Over dingen met veel toeval en zo. Je ziet een kleine grote jongen denken: “Yeah, sure…” Haha.
Je voelt je heel erg dankbaar en ontroerd.
Berichtaarzeling.
Zou het kunnen dat je in de loop der jaren iets beter geworden bent in ‘hoe overleef ik een receptie’?
Een wat knagende namiddag. Je zou zo veel moeten, je wilt het niet. Je fietst jezelf om iets heen dat eventueel, ergens in een diepe nacht, als missen zou kunnen worden omschreven. Je lost het een beetje onhandig op.
Iets later denk je iets als: dit is wel een bijzonder fijn bericht om binnen te krijgen terwijl ik sta te koken.
De vraag blijft: wanneer begint de nacht?
2 opmerkingen:
Op een ochtend klopte de mier al vroeg op de deur van de eekhoorn.
'Gezellig,' zei de eekhoorn.
'Maar daar kom ik niet voor,' zei de mier.
...
Met zijn mond vol stroop vertelde de mier waarvoor hij
gekomen was.
'We moeten elkaar een tijdje niet zien,' zei hij.
'Waarom niet?' vroeg de eekhoorn verbaasd. Hij vond het juist zo gezellig
als de mier zomaar langskwam. Hij had z'n mond vol met pap
en keek de mier met grote ogen aan.
'Om erachter te komen of we elkaar zullen missen,' zei de mier.
'Missen?'
'Missen. Je weet toch wel wat dat is?'
'Nee,' zei de eekhoorn.
'Missen is iets wat je voelt als het er niet is.'
'Wat voel je dan?'
'Ja, daar gaat het nou om.' (zei de mier).
Uit 'Misschien wisten zij alles' - pag. 130 - Toon Tellegen
Goedemorgen Jan,
ik kan me niet voorstellen
dat jij Toon Tellegen niet zou kennen.
Dat jij zou kunnen leven
met dat gemis ...
misschien ...
Ik wens je een mooie zondag en vakantie.
Dankjewel Uvi voor deze mooie woorden in de ochtend. Ja, ik ken Toon Tellegen zeker, heel mooi altijd. Mooie zondag nog.
Een reactie posten