02 december 2015

En als we nu

‘Laten we hier gaan zitten, hier aan de rand van de rivier.’
‘Ja.’
‘En gewoon wat kijken, naar het water.’
‘Ja.’
‘Wat denk je?’
‘Niets. Veel.’
‘Ik ook.’
‘Ben jij ook zenuwachtig?’
‘Ja, ik schrik er zelf een beetje van.’
‘Ik ook. Let maar niet te veel op mij.’
‘Ik ga wel blijven kijken, jammer voor jou.’
‘Grr.’
‘En als we nu gewoon hier zouden blijven zitten, voor een tijd. Zien hoe het water beweegt. Alsof het door ons heen stroomt.’
‘Het zou misschien wel helpen, tegen die onrust in mijn lijf.’
‘Ja.’
‘Als ik soms zwijg, of de woorden niet kan vinden, dan is dat omdat ik de woorden niet kan vinden, of zoiets. Dat ik nog niet ben daar waar de woorden zijn. Of dat ik ben waar de woorden nog niet ontward zijn.’
‘Ik weet het. Ik praat soms omdat ik het niet weet, en hoop dat het zo, vanzelf in een plooi zal vallen.’
‘Ja, jij praat veel soms. Maar ik ben er dan ook wel blij mee. Alsof ik denk: praat jij maar, ik zal wel luisteren.’
‘Wat denk je?’
‘Ben jij ook bang?’
‘Ja, je moest eens weten.’
‘En wat doen we dan?’
‘Als ik jouw hand probeer vast te houden, en jij de mijne, dan kan er eigenlijk niets gebeuren.’
‘Denk je?’
‘Het is als met je ogen dicht die rivier in stappen. En ik zal aan de bodem moeten voelen waar de stenen liggen, want van hier zie je dat niet. Als jij er ook bent, zal het lukken.’
‘Maar het rommelt alles zo door elkaar, in mijn hoofd, en in heel mijn lijf.’
‘O ja, bij mij is het niet anders.’
‘Waarom lijkt het dan zo dat het bij jou anders is?’
‘Misschien heb ik harder geoefend in verbergen.’
‘Kijk, het water is zo rustig. Het beweegt alsof het aan zichzelf genoeg heeft.’
‘Ik droom soms van de rivier. En ik droom soms van jou.’
‘Ik droomde van je handen.’
‘Misschien moeten we af en toe komen kijken naar de rivier.’
‘Dan moeten we het even niet weten.’
‘En als je in de war bent, dan is het goed.’
‘Is dat zo?’
‘De rivier denkt van wel, denk ik. Jij brengt alles bij mij in de war, en ik was het net gewend om in een vast ritme te zitten. En nu denk ik, nu jij alles doet wankelen: het is goed zo.’
‘En als we nu nog een tijdje blijven zitten hier, zou de tijd dan trager gaan? Zou mijn huid anders aanvoelen? Zouden de beelden in mijn hoofd zich neerleggen?’
‘Dat zullen we pas weten als we het doen.’
‘Dus.’

Geen opmerkingen: