Ik dacht zo: laat ik nog eens met Bob bellen. Ik probeerde het ooit al een keer, maar kreeg toen uiteindelijk amper iets gezegd. Maar ja, sindsdien ben ik weer wat ouder geworden, misschien wel bijna volwassen.
Bob is een beetje teruggetrokken, dus je moet hem niet te vaak bellen. Dat doe ik dan ook niet. Maar nu leek het wel een goed moment.
Ik belde hem dus op.
Bob nam onmiddellijk de telefoon op. Hij vroeg me meteen waarom het zo lang geduurd had sinds het vorig telefoontje. Ik stamelde iets over de impact van grote voeten, een kale kop en hechtingsstoornissen op de spontane moed om even met Bob te bellen. Een ingewikkelde omweg om te zeggen dat ik te verlegen ben voor zoiets.
Een soort stilte volgde, met daarna een schuchter lachje.
Ik zei hem dat ik blij was dat hij nu in het weekend toch zijn Nobelprijs zal ophalen in Zweden.
Hij begon een heel verhaal te vertellen. Het kwam erop neer dat hij eigenlijk nogal verlegen is. Hij had toch wel schrik gehad van het idee daar te moeten staan tegenover allerlei mensen die op koningen zouden lijken. Iets in hem had allerlei excuses gezocht, maar zijn voeten zijn niet zo groot, en kaal is hij ook nog niet. Dus sprak hij zichzelf toe in de spiegel – niet eenvoudig, want Bob kijkt niet zo vaak naar zichzelf in een spiegel, liever niet eigenlijk, wel in de spiegel van de ziel natuurlijk, maar dat is iets anders – en zei, met enige nadruk, dat hij die prijs toch moest gaan ophalen. Hij dacht dat als hij dat zou melden drie dagen van tevoren dat dat toch ruim tijd genoeg zou zijn, of niet?
Ik zei dat ik gelezen had dat hij een soort speech had opgenomen en dat we die dan later te zien zouden krijgen.
Hij legde uit dat hij eindeloos had zitten knoeien met die videocamera in zijn woonkamer en dat hij ook nog zijn tekst was kwijtgeraakt. Die bleek dan later tussen de kussens van de zetel geschoven te zijn en ook nog eens onder het dekentje. Maar goed, uiteindelijk was het in orde gekomen. Het resultaat was wel cool geworden.
Bij andere mensen zou je dan een grapje maken over oud worden en zo, maar dat doe je niet bij Bob natuurlijk. Ik vroeg hem nog of hij scherp stond voor zijn nieuwe tournee.
Scherp was wat veel gezegd, zei hij. Hij wist stilaan hoe het verloopt, zo’n concert. En in de loop der jaren – ja, door het ouder worden – is dat ook allemaal wat georganiseerder gaan verlopen. Soms is er zelfs een pauze halverwege het concert. De muzikanten beginnen allemaal stipt, en na het concert is het recht naar bed. Nog wel een salietheetje voor het slapengaan. En er wordt ook wat meer gerepeteerd dan vroeger.
Ik vertelde dat ik toch wel vol spanning zit af te tellen tot vrijdag, om zijn nieuwe plaat in huis te halen. Ik zei hem dat ik al enkele nummers had gehoord van die drie platen, en dat ik toch weer onder de indruk was. Dat lange interview met hem had ook veel toegevoegd trouwens. En dat ik eigenlijk goed begreep waarom hij nu die standards heeft opgenomen, zei ik nog. Dat het klopt, of zoiets.
Daar was hij heel blij mee, zei hij. Hij legde nog uit hoe raar het soms is, al die mensen die menen te moeten zeggen wat of wie hij zou moeten zijn. Alsof hij zelf al wist wie hij dan wel zou zijn. Hij zei dat hij wist dat het nu het moment was om dit te doen, en hoe het een uitdaging was, en hoe spannend en boeiend dat was. En dan die geweldige muzikanten van zijn band, die hem overal volgden in de muziek.
Ik zei dat dat bijna klonk alsof hij gelukkig was.
Dat ben ik ook, zei hij. Onderweg zijn is een plek, en op die plek voel ik me thuis, op die nergensplek, zei hij. En het maakt niet uit wat die of die daarvan denkt, dit is wat ik nu wil doen, ik ben bijna volwassen genoeg om dat zelf te beslissen, zei hij.
Ik voelde dat het tijd was om af te ronden. Bob zou zeker nog wel wat beters te doen hebben dan praten met mij. Ik bedankte hem voor het mooie gesprek.
Hij vroeg nog of ik zou komen kijken naar zijn concert in België.
Natuurlijk, zei ik.
Ik wist het wel, zei hij.
En toen legde hij in.
En misschien was ik wel gelukkig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten