(Drukke dagen, waarbij elk gaatje vakkundig wordt gevuld. En je verlangt alleen maar. Naar brieven. En andere dingen.)
Misschien de tijd en een min of meer pijnloos lichaam om traag en lang te schrijven. Dingen die de voorbije weken opgespaard zijn in je hoofd. Zinnen die dolen, en soms dwalen. Zinnen die het misschien niet erg vinden dat ze verloren lopen.
(Was je niet ooit begonnen aan een brief? Hoe zat dat nu weer?)
Verlangen naar dat ritme. Dat niet te versnellen ritme. Waarbij je uiteindelijk die woorden wordt. Die woorden die zichzelf schrijven.
(Die tijd, zo lang geleden, dat je elke week, op dezelfde avond, een brief schreef. Telkens zes kantjes. Dezelfde geadresseerde. Het was een soort verhaal, het gaf eigenlijk niet. Het was als een eiland of een rots in je week. Een levenslijn. Je ziet nog voor je hoe het was, elke week, om die brief te gaan posten in die ene brievenbus, telkens de avond zelf nog. Het voelde soms wel een beetje raar, ’s nachts in bed liggen, en denken aan die brief die daar in die bus lag, de hele nacht. Maar het moest nog gebeuren de avond zelf, dat kon niet anders.)
Dozen met brieven, ze staan er nog. En dat is goed.
(Misschien verlang je ook naar die zekerheid, dat gevoel van die ene avond, telkens weer, en dat er dan niets anders was dan enkel maar die brief, dat papier dat op je woorden wachtte.)
Soms lig je wakker ’s nachts, en denk je aan die of die of die. En denk je dat je haar een brief zou moeten schrijven. Soms weet je niet eens bij benadering wat er dan in zou moeten komen, soms wel. Maar die brief, die zie je voor je, die zie je daar liggen.
Soms denk je aan brieven die je niet geschreven hebt.
Brieven die je ooit kreeg. En daarin dan net die ene zin zien staan die je altijd bij zou blijven.
In het verlangen zijn de brieven altijd mooi, natuurlijk. De woorden in de brieven verwoorden op wonderbaarlijke wijze dingen die je zelf niet eens vermoedde, in het tijdperk voor die brief. Dat er eindeloos veel tijdperken zouden kunnen zijn in een leven, dat is een mooie gedachte.
Brieven die je gelukkig maakten. Omdat ze iets in de kosmos weer in balans brachten of zo.
Je denkt aan iemand die je nog niet kent, misschien. En aan brieven.
Brieven kunnen alleen maar met een vulpen geschreven worden. En met zwarte inkt.
Sommige brieven wachten op jou, tot je ze kunt schrijven. Ze wachten als een warme jas die om je heen valt, wanneer het moment daar is.
Iets van de liefde kan enkel via een brief. Er is geen andere weg.
Iets van de tijd, ook dat kan enkel zo.
En toch. In het verlangen zijn de woorden toch vaak mooier dan in de brief. Of denk je dat dat zo is. De brief is ook zijn eigen bestemmeling. Ontsnappend aan verlangen. En dat is goed.
Je weet niet hoe het juist zit, maar brieven hebben iets met huid.
Het wachten op een brief die gaat komen, waarvan je weet dat die zal komen. Iemand die je zegt dat de brief onderweg is. Weten dat het antwoord ergens in de wereld daarbuiten beweegt. Dat iemand die brief draagt, tot bij jou. Dat die nog moet wachten, misschien wel in de kou. En dat die woorden daar de hele tijd zijn.
Het wachten op een onverwachte brief. Hoe anders is dat dan het wachten op een onverwachte telefoon? Dat is een interessante vraag.
Het aanraken van de brief, voor het openen. Het aanraken, en het wachten, voor het openen. Het aanraken tijdens, en na het lezen van de brief.
Het ongeduld, na het openen van een brief die een verlangen was. Dat je denkt dat je trager zou moeten lezen, zodat het niet te snel voorbij is. Dat je denkt dat je snel mag lezen, om jezelf te belonen, je onrust te stillen, en dat je daarna nog eens kunt, trager, en nog eens, om echt helemaal zeker te zijn dat de woorden er staan.
Wat het met je huid zou doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten