Wonderlijke muziek. Je kijkt naar de muziek. Hoe ze beweegt en ademt.
Je ziet werelden, hoe ze in elkaar kantelen. Van traag naar sneller, en weer terug. Van complex en breed, en rusteloos, naar een rustpunt, of toch niet.
(Je probeert nadien die werelden in je hoofd te zien, of je dat alles zou kunnen zijn. Je bent te bang, denk je. Minstens.)
Iets in de toon van het instrument raakt diepe lagen, ook nu weer.
Je kunt niet anders dan dicht bij de muziek blijven. Het is alsof je nauwelijks beweegt. (Je voelt dat pijnlijke lijf niet.)
(Je denkt aan iemand die erbij had moeten zijn. Zo was het voorzien, eigenlijk.)
Het maakt je klein, en onhandig. (Niemand ziet het.)
(En ergens zie je de dansers.)
(Domeinen waar je nooit zult komen.)
(Een gesprek dat je zou willen voeren, misschien.)
Hoe de muzikanten elkaar volgen.
De handen. Je ziet alle handen.
Je denkt dat je die muziek beter kunt begrijpen door te kijken naar de muzikanten dan door naar een plaat te luisteren. Je weet niet goed wat die gedachte zou willen zeggen.
(Soms kun je in je hoofd zien waar woorden vandaan zouden kunnen komen. Ze zijn al in je lichaam. Maar je weet niet hoe je moet vatten dat iemand die muziek in zijn hoofd kan zien, nog voor ze er is.)
(Heel klein dus.)
(Soms probeer je je in te beelden hoe het zou zijn, dansen.)
Je zit zo dicht bij de muzikanten dat je de toetsen van het accordeon kunt horen klikken. (Een rustgevend geluid, om een of andere reden.)
(Vroeger droomde je ervan om contrabas te spelen. Je ziet weer waarom. Hoe je die diepe tonen dicht bij je zou voelen.)
Wat zouden ze zien in hun hoofd, de muzikanten?
Aandacht.
(Hoe je ooit mocht kijken naar de tango.)
(Ooit probeerde je het ook, heel even. Waar je zou moeten komen in jezelf.)
Hoe leer je het?
(Je beweegt nog steeds nauwelijks. Je lichaam is weer wat te groot voor die stoelen.)
Ook nu weer, dat het voelt als een voorrecht. Dat je die plek mag zien, die de muziek is.
Na het concert ga je nog even kijken naar de partituur.
(En de rest van de dag stilte. Dat klopt wel.)
De zondag legt zich om je heen. Of was het omgekeerd?
(Iemand zou je iets kunnen zeggen nu, misschien zou je het horen.)
(Iets maakt je rustig, en iets wijst je op je universele falen, tegelijk.)
Het was goed, de tango, op deze dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten