Je leest het mooie dubbelinterview in de bijlage bij de weekendkrant. Met de acteur en de choreografe, zo worden ze aangekondigd. Met twee dansers.
En het raakt je erg.
Het is heftig, en intens, echt. Het maakt je klein.
Je voelt iets van de noodzaak die hen drijft. Kunst kan onvermijdelijk zijn. Er is moed voor nodig.
Het valt je zo vaak op, als je verhalen leest over kunstenaars. Of het nu dansers, schrijvers, acteurs, beeldhouwers, schilders, of wat dan ook zijn. Het zoeken, het verlangen. En het besef dat er een plek is waar ze naartoe moeten gaan, een plek waar ze dat kunnen aanraken wat ze zoeken. En de moed die daarvoor nodig is. En dus ook de angst.
Het gaat je niet om een of ander romantisch beeld van een getormenteerde kunstenaar, het gaat je om de moed.
Je zag haar nog dansen, enkele maanden geleden. De voorstelling raakte je heel erg.
Je moet iets kunnen loslaten om daar te kunnen komen, denk je altijd. Je moet jezelf in iets kunnen loslaten. Daar waar je in het licht staat en waar het duister aanraakbaar zou kunnen zijn. Daar waar het pijn zou kunnen doen. Daar waar je jezelf misschien wel zou kunnen verliezen.
Kunst kan gevaarlijk zijn.
Je dacht er nog aan, enkele dagen geleden. Je wou iets vertellen over de moed om op die plek te gaan staan, daar – als het ware – vooraan op het podium. Je durfde het niet goed zeggen. En nu staat het gewoon allemaal in dat artikel, denk je.
Je wou uitleggen dat je die plek soms kunt zien, dat je soms weet waar ze zou kunnen zijn. En dat jij het, waarschijnlijk, niet durft, om daar te gaan staan.
(Een lange aanloop nemen om iets te zeggen dat waarschijnlijk enkel in jouw hoofd beweegt. De aanloop klinkt aanmatigender dan bedoeld.)
Soms krijg je de vraag waarom jij geen roman schrijft.
Het is op zich een fijne vraag, natuurlijk.
Alle eerste, en waarschijnlijk enige, antwoorden klinken als: ik heb daar geen talent voor. Je denkt dat dat ook zo is. Het zou te moeilijk zijn, het zou jou niet gegeven zijn.
Eigenlijk is daarmee de discussie gesloten.
Er is één klein stukje in dat antwoord dat te maken heeft met die plek, denk je.
(Je hebt het al vaak geprobeerd, te verwoorden wat je zou willen zeggen. Het lukt meestal niet.)
Soms denk je dat je weet wat je zou moeten doen om het te proberen. (Waarmee je niet zegt dat je het zou kunnen, verre van.) Soms kun je zien wat je achter je zou moeten laten om eraan te beginnen. Welke zekerheden je zou moeten loslaten. Soms kun je de plek zien in je hoofd waar je naartoe zou moeten gaan. Je zou er naartoe moeten gaan opdat je personages dat ook zouden kunnen.
Misschien ben je bang dat je zult vallen, als je daar bent. (Misschien ben je ooit te dicht bij het duister gekomen.)
Misschien heb je gewoon de moed niet. De moed die die beangstigende vrijheid kan laten zien.
(Er zijn nog allerlei andere verklaringen die helemaal niet groots klinken, maar die eigenlijk op hetzelfde neerkomen.)
Je kunt er soms wel een klein beetje omheen cirkelen. Iets even aanraken, en dan snel weer weg. (Misschien mag het niet, van iets.)
Je kunt dus ook zeggen dat wie je die moeilijke vraag stelde gewoon even dat interview zou moeten lezen, om iets te begrijpen van wat je niet uit kunt leggen.
Gelukkig zijn de dansers er. Gelukkig mag je naar hen kijken. En nederig ontroerd en blij zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten