En ergens aan de zee. Er is veel wind. Er zijn mensen op het water. Er zijn mensen boven het water. Menselijke vliegers. Vliegende mensen. En de zee.
Lijnen komen samen, zo lijkt het. Na zoveel tijd, en ook weer niet. Soms wacht de tijd op zichzelf. De tijd komt gewoon.
Voorzichtige verhalen. Er zijn er nog zoveel.
Je ziet twee mensen lopen. Je ziet jezelf daar lopen. Groot en klein. Jong en oud. Of altijd oud geweest.
Er is nog zoveel.
Wat als je zelf in de lucht zou hangen, en zou kijken naar je lichaam?
Soms ben je kwaad op dat lichaam. Soms leer je om blij te zijn. Om wat het je zegt.
Misschien raak je alleen nog maar het oppervlak aan van je huid. Zoals die zeilers met het water. Soms verdwijnen ze even achter de golven, zo lijkt het. Maar ze zijn er nog.
En je luistert. En je zou nog veel meer willen horen, denk je.
Soms is het alsof je nog een leven in te halen hebt.
Er is koude. Misschien sliep je te weinig. (Dat weet je wel zeker.) Misschien deed iets te veel pijn. (Dat weet je wel zeker.) Misschien is het gewoon de wind. De gember zal je warm maken, al.
Even is het alsof je niet weet wat je met je handen moet doen.
Je ziet twee mensen lopen. In de wind. Je kent hen. Ze lijken breekbaar, en ook zo sterk.
Wat er is, is soms te veel. En soms is het gewoon goed. Je denkt aan de bergen, en wat je daar soms te zoeken hebt. En zoals je altijd al zei: als je wilt vinden, zoek dan niet.
Je kijkt naar je handen, en je ziet de verhalen.
Je kijkt naar je handen. Ergens zijn ze veilig.
Wat zich nestelt in het lichaam, en de sporen die het nalaat. Je ziet de weg, in de mist.
De kleuren van de zee. Ze hebben zich langzaam teruggetrokken.
Misschien blijven die mensen altijd lopen. (Iets van je wou van niet.)
En je denkt aan mensen die ineens weer in je dromen kwamen opduiken. Alsof ze je iets wilden zeggen, of net omgekeerd.
En je denkt aan de reis in de trein. Hoe je lichaam nog hard en onrustig was. Je lichaam is voorzien op naschokken, je weet hoe het gaat. Je kunt wachten, het is niet anders. Je denkt dat de reis terug anders zal zijn.
De zee heeft het verdriet gezien.
Soms is het alsof iets zich aandient, in de mist, nog.
Je vertelt een stukje van het verhaal. (Misschien doen we dat altijd wel, een stukje van het verhaal vertellen.)
Soms heb je schrik van het helen.
Je kunt naar een verhaal kijken. Zoals wanneer je met je vingers telkens kleine stukjes klei toevoegt, en ze nog even aandrukt met je duim. Er is nog veel plaats.
En je vertrekt altijd te vroeg. Er is nog zoveel.
Je loopt heen en weer over de perrons. Het station lijkt zo veilig en rustig. Misschien ligt het aan het licht. Of aan de verhoudingen van die bogen. Of aan de kleuren. Of aan het nergensmoment waarin je graag even wilde zijn.
De reis terug is anders. Nu opent het boek zich wel. Langzaam wordt je lichaam warmer. Het landschap rust al in het duister.
Je ademt met het boek. De verhalen van de dag komen later wel.
Soms komt een reis op het juiste moment.
2 opmerkingen:
Ik drink gemberthee met citroen terwijl ik dit lees. Geen toeval waarschijnlijk. We zijn verbonden. We wandelen samen. Laat me af en toe de zee zijn. Of de vlieger. Het is fijn om verbonden te zijn.
Zo is het, dankjewel.
Een reactie posten