Je krijgt bericht dat het artikel in de Nederlandse krant dan toch zal verschijnen. Normaal op maandag. (De mevrouw in de krantenwinkel blijft erg nieuwsgierig.) Uiteindelijk op dinsdag. Waarschijnlijk. Of toch – nu zeker – op woensdag. Je zou kunnen zeggen dat het een grote foto is bij het artikel, qua understatement.
Een avond eerder. Een fijn gesprek. Soms is er een lichte bries, ergens, merkbaar. Soms begrijp je je eigen verhaal maar door het te vertellen. Je stottert een eind weg, in je hoofd toch. Je ziet brokken van wat het zou kunnen zijn. Op een of andere manier voelt het goed.
Een volgende ochtend. (Ondertussen met die krant.) De fiets staat klaar om te vertrekken. Je hebt alles netjes uitgerekend. Als alles goed gaat, zul je om 10.30,00 uur aankomen op je bestemming. onderweg kom je nog een vriendin tegen. (Je laat even de krant zien, zij vindt het wel leuk. De hoofdredacteur had gezegd dat je op Herman Van Veen lijkt.) En er is ook nog redelijk veel wind. Normaal zou je onderweg nog een berichtje moeten sturen dat je zeven minuten te laat zult zijn. Je doet het toch maar niet. Wild leven…
Een wonderlijke dag. Mooi hoe een gesprek gewoon door kan gaan, jaar na jaar. Het ontroert je diep. Je stottert verder in het verhaal. Ze begrijpt alles, meteen. Zoals steeds. Het is mooi, zo ouder worden. En dat dansen, dat komt er nog van.
Zou er iemand gemerkt hebben, ergens, dat je in de krant staat? Eerst terug naar huis fietsen. En de wind is gedraaid, natuurlijk… Het is een beetje ploegen.
Enkele mooie reacties. En ook iemand die je een bericht stuurt om je te zeggen dat je een achterlijke idioot bent en dat je jezelf best zo snel mogelijk zou moeten ophangen. (En dat allemaal door die vliegtuigen…) Na rijp beraad met jezelf beslis je dat toch maar niet te doen. (Anders zou dat dansen niet meer kunnen natuurlijk.)
(Fascinerend toch, dat iemand de moeite doet om je ergens online op te zoeken om te zeggen dat je een idioot bent.)
En alle klussen die nog moeten gebeuren. (Soms schuift de vakantie naar de achtergrond, ergens.)
Eindelijk kunnen schrijven over dat boek. Pas tijdens het schrijven ontdek je of je het boek eigenlijk goed vond. Het is telkens een avontuur. (Je begint er altijd met een beetje tegenzin aan.)
Tussendoor hoop je dat iemand veilig en wel uit het verre zuiden terug zal komen.
Een andere dag. De schilderwerken beginnen. Eerst de randjes, daarna het stuk ertussen.
En thuis nog de teksten. Het was genoeg, voor een dag.
(Schrijven over dansen brengt het weer in balans.)
Een andere dag. Je leest een stuk in de krant. Het maakt je meer dan rusteloos. Het zal nog de hele dag duren, en de nacht daarna. (Roepen in je hoofd, telkens opnieuw. Een rusteloze kramp in je lichaam. Je moet wachten tot die weg zal gaan.)
Nog een stukje schilderen. Soms zijn er zwarte gaten in een muur. Ze lijken de kleur op te zuigen. Het gesprek over ronde en platte borstels, en hoe je grootvader dat deed.
Op weg voor de boodschappen enkele gesprekken. Iets over boeken.
In de winkel kijk je naar een beweging.
Een mooie namiddag. Het is lekker fris in het museum. Mooie gesprekken. Keuzestress bij het kiezen van welke smaak van frozen yoghurt je wilt en welke van de 400.000 toppings je erbij wilt. Je verhaal gaat langzaam liggen. Treinafscheid.
(Tussendoorverdrietjes, de hele week al. Misschien is het door het verhaal dat zich neerlegt.)
Een vroege zondagochtend. Licht wrakkig sta je op, na een woelnacht. Het is lekker koel buiten. De koelte verkent het huis. Je schrijft je woelwoorden in een ruk uit. Daarna zijn ze een beetje weg.
De voorziene tocht valt weg. Poetsen dan maar. Dat moet ook gebeuren.
En eigenlijk zou je de korte nachten wat moeten wegslapen. Het lukt maar een beetje.
Een nieuw boek beginnen. Het is lekker buiten.
(Zondagsverdriet.)
Zouden die sandalen het na al die jaren dan toch gaan begeven?
Misschien ga je werk maken van het pianoproject.
(Je buik wil je iets zeggen, denk je.)
De wind gaat door het huis.
Even de planten nog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten