Je doet het elk jaar, rond deze tijd. Of beter: het komt elk jaar naar je toe, rond deze tijd.
Waarschijnlijk is het een ritueel geworden. En weet je niet meer zeker in welke volgorde herinnering en ritueel komen.
Je kijkt naar de woorden, hoe ze komen. Het verhaal is anders geworden, in al die jaren. Soms is het weg, moet je jezelf uitleggen wat er gebeurd is. Soms komt het onverwacht naar je toe, en neemt het je over.
Je herschrijft het verhaal elk jaar. Een momentopname, telkens weer. Iemand die je lief is, ziet hoe je verhaal verandert, zij weet het, weet waarom je het doet.
Volgend jaar zal het twintig jaar zijn. Je moet het drie keer natellen, het is waar.
Die zomer van 1999. De lichte koorts, wekenlang. De dag van de zonsverduistering, de felle koorts. De dag nadien bezoek bij de dokter. Enkele dagen later een voorlopige diagnose. Controle in het ziekenhuis. En nog wat later, het gesprek in dat kamertje. De man begint te vertellen over allerlei cijfertjes en behandelingen. Je kunt niet goed volgen. Je vraagt het, voor alle zekerheid. “U zegt dus, als ik het goed begrijp, dat het kwaadaardig is.” (Of iets in die aard.) “Ja natuurlijk, maar dat wisten we toch vorige week al.” “Ja, jullie wel, maar ik niet.” (Dat laatste heb je niet gezegd.) Na het gesprek, beneden in de grote hal, vraag je het nog eens aan je dokter, die lieve man. “Hebben ze nu dus eigenlijk gezegd dat ik kanker heb?” Ja, dus. Thuis, eerst even wenen. Daarna al je vrienden opbellen, een voor een. Tot je zelf gelooft wat je hun zegt.
Die zomer, dit moment, ongeveer.
Elk jaar schrijf je er een stukje over, sinds toen. Misschien weet je eigenlijk niet meer zo goed waarom. En misschien is dat ook helemaal niet zo erg. Het ritueel voelt goed.
Misschien gaat het over buigen voor het leven.
Het heeft je veranderd. Het is geschreven in je lichaam, naast de andere woorden en niet-woorden die er al waren.
Je kunt je niet meer voorstellen dat het litteken op je buik er niet meer zou zijn. Ook al heeft het zich in je huid teruggetrokken. Zoals een landschap zichzelf neerlegt.
Als je niet elke keer opnieuw zou buigen voor het leven zou het je zomaar kunnen ontglippen.
Daarom doe je het, besef je.
Misschien doe je het met alles. Ben je een herverteller. Die paar verhalen die je bent telkens opnieuw vertellen. Om dan te kunnen zien hoe ze elke keer een beetje veranderen. Zonder die zee in je huid zou je verloren zijn.
Je had het je voorgenomen, toen het een beetje voorbij was. Dat je het leven nooit nog vanzelfsprekend zou vinden. Vandaar de rituelen. Zoals dit.
En terwijl je schrijft, is het of je huid zich ontspant, en de tranen bevrijdt.
Je besefte het pas na een tijd. Dat je je leven had kunnen verliezen. Dat je veel geluk hebt gehad. Het is wel goed, denk je, na al die tijd, om het zo eenvoudig te formuleren. Zo licht.
En misschien is je ritueel er wel vooral voor de anderen. Zij die je door die tijd hebben gehaald, die je bij het leven hielden. Je zult hen nooit echt kunnen zeggen wat het voor je betekende, dat ze bij je bleven. En zij die er niet meer zijn. Aan al die mensen heb je beloofd dat je het leven zou koesteren. En ook daarom mag je nooit vergeten.
Je weet nog hoe het voelde, daar achter in de tuin. Toen het donker werd, de zon was even weg. En je begon te rillen.
Iemand zou je kunnen vragen of het nu nog altijd niet voorbij is, of het niet een soort zelfkwelling is om dat verhaal telkens weer op te zoeken. En eigenlijk kun je niet echt goed antwoorden op die vraag. Het is gewoon goed zo, denk je.
Het ritueel helpt je om te beseffen dat je misschien toch een beetje aan het hollen was. Het brengt je even terug, terug bij telkens opnieuw beginnen.
Het is zo’n cliché dat je het nauwelijks durft zeggen, maar toch. Sinds toen ben je dankbaar voor elke dag. En door dat telkens opnieuw ook te zeggen, door die kleine buiging elke avond voor je gaat slapen, houdt het je dicht bij de zee.
Je lichaam is een herverteller. In dat besef heb je de vrede gevonden. Het beweegt niet in een lijn vooruit. Maar wel in langzaam verschuivende cirkels. Als het water dat komt en gaat en komt en gaat. Misschien kan je huid het strand zijn.
Soms besef je pas dat je lichaam er is als het je in de steek laat. Het is goed je dat te herinneren, telkens weer.
Misschien is het een trage dans. Je kijkt naar het leven in je adem.
En binnen enkele dagen ga je weer naar de zee, net als toen. Toen, enkele dagen nadat je de woorden gehoord had die zegden wat er met je aan de hand was. Je ging naar de zee, om met haar te praten. Het duurde lang eer ze antwoordde. (Zoals steeds.) Ze zei dat het allemaal goed zou komen. En het was goed. En even later begon je lichaam hevig te schokken, en de nacht daarna nog een keer. En iemand bleef bij je. En alles kwam goed.
En hoewel het misschien erg leek op alle vorige is dit ritueel toch weer een beetje anders geworden. In de dans die je herhaalt zie je telkens nieuwe dingen, misschien nauwelijks waarneembaar, of onzichtbaar voor alle anderen. Maar dat geeft niet.
Het is goed om deze tijd van het jaar niet zomaar voorbij te laten gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten