Mooi en intriest. Voorbij melancholisch. Onontkoombaar en beklemmend. Iets over de liefde, over wat we zelf graag willen geloven. En hoe een boek kan laten zien wat personages niet zien, willen zien, kunnen zien. In een beweging van de eerste naar de derde persoon. En in een schitterende taal, zoals altijd. The Only Story van de Britse auteur Julian Barnes (vertaald als Het enige verhaal) is een boek waaruit je soms zou willen ontsnappen, en dat je daarom tot het einde moet lezen.
Vanaf de eerste pagina heb je een thuisgevoel, zoals altijd in een boek van Barnes. Thuis in de zin dat je het gevoel van zijn ingehouden fonkelende zinnen herkent. De superieure manier waarop hij de taal beheerst. Maar ook een thuisgevoel in de zin dat je op je hoede bent. Iets wacht op je onder het wateroppervlak. Wanneer je even denkt dat de vorm vrij klassiek lijkt, weet je al dat er later een omslag zal komen in de vorm. Wanneer je troost verwacht, weet je dat die niet zomaar zal komen. De setting van een oudere man die terugkijkt op zijn leven in het naoorlogse Groot-Brittannië en vooral op de illusies die hij had. Hij deed het al in eerdere boeken, zoals The Sense of an Ending. Een verteller die niet erg betrouwbaar blijkt.
Het is een thuisgevoel, maar eigenlijk meteen ook een onrustig thuisgevoel. Vanaf de eerste pagina heb je een onderhuids gevoel dat de verteller meer een werkelijkheid bezweert dan beschrijft. Onheil zal komen, denk je. En stiekem hoop je dat het voorzichtig zal komen, als een warme herfstige melancholie. Maar dat zal je niet gegund worden. Een verteller die bitter wordt en wild om zich heen slaat zou je de omweg van dat vuurwerk gunnen. Maar de briljante taal trekt zich in zichzelf terug, van persoonlijk naar meer afstandelijk. Je blijft in de cocon van de verteller, terwijl je soms zo graag het perspectief van de andere personages zou kennen, wat je enige verlichting zou geven.
Het verhaal is relatief eenvoudig. Een jonge man van negentien, Paul, begint een relatie met een vrouw van een stuk in de veertig, Susan. Hij was door zijn moeder naar de tennisclub gestuurd, ergens in de buurt van London. Dat zou een soort sociale toegangsdeur worden tot de betere milieus. Hij speelt dubbelspel met Susan in de tennisclub. Hij wordt een vaste gast in het huis van Susan en haar echtgenoot. Hun huwelijk is al lang uitgebloed. Er zijn nog twee dochters. Paul vindt het allemaal wel spannend, wil graag de goegemeente uitdagen. Paul en Susan worden uit de club gezet. Maar hij laat zich niet doen. Hun liefde ontwikkelt zich. In zijn hoofd gaat het over DE liefde, alsof dat gewoon een verhaal – het enige verhaal – zou zijn, los van tijd, plaats en milieu. De werkelijkheid moet zich schikken naar het verhaal dat hij in zijn hoofd vertelt. Paul en Susan gaan er uiteindelijk samen vandoor en verhuizen naar de stad. Hij gaat rechten studeren, zij blijft thuis. De barsten in het vertelde verhaal worden duidelijk. Susan raakt niet over een drempel in zichzelf, begint te drinken en komt in een neerwaartse zelfvernietigende spiraal. Tijd, plaats en milieu beginnen steeds meer in te hakken in hun werkelijke leven. Maar de verteller Paul wil toch zijn verhaal voor zichzelf overeind houden. Hij plooit zich zo in de feiten ook naar de sociale druk van wat een liefde zou moeten zijn. En zo gaat het verhaal verder, stap voor stap.
Would you rather love the more, and suffer the more; or love the less? That is, I think, finally, the only question. Zo begint het boek. Het klinkt tegelijk een beetje romantisch, als je dat zo verkiest, en ook tragisch. En het geeft iets weer van het cerebrale karakter van hoe het verhaal zich opbouwt. In het eerste deel van het boek, in de ikvorm, is er het liefdesverhaal. De verteller kiest vaak voor stellingen over de liefde, vormen van wijsheid, die hij dan becommentarieert. Alsof hij een algemene waarheid over de liefde zou kennen, en alsof zijn eigen liefde daaraan afgemeten kan worden. Al snel laat hij blijken dat hij als verteller een selectie van de feiten weergeeft, waarbij je voelt dat die dus in een verhaal moeten passen dat hij – ondanks al die wijze stellingen – vooral tegen zichzelf lijkt te vertellen. Later in het boek zal blijken dat hij voor zichzelf een klein notitieboekje heeft bijgehouden met allerlei stellingen over de liefde, die hij een voor een begint weg te strepen op basis van zijn ervaring. De verteller zegt dat alle mensen uiteindelijk maar één verhaal te vertellen hebben. In elk leven is er maar één verhaal dat er echt toe doet. Dat is meteen een beetje dubbel. In het grote romantische ideaal is er één overweldigende liefde die een heel leven kan vervullen. Omgekeerd zou het kunnen zijn dat een mens maar één verhaal aan kan in een leven, en als dat dan niet goed is, heb je pech. Als je van het begin tegen jezelf zegt dat die ene liefde dé liefde is en moet zijn, kun je niet anders. En ook als je denkt dat de concrete liefde die je had de enige grote liefde van je leven was (en misschien is dat ook wel zo), dan kun je niet anders dan jezelf blijven overtuigen dat dat is waar je moet zijn. Het tragische gevolg daarvan is dan natuurlijk dat jouw liefde net helemaal niet ontsnapt aan tijd, plaats en milieu.
In het tweede deel van het boek komt de tweede persoon naar voor in de vertelling. Die heeft tegelijk een soort universele toon en spreekt je als lezer direct aan. Je wordt naar het gebeuren getrokken, en je ziet hoe alles uit elkaar valt. Je ziet het nog beter dan de verteller zelf, die hardnekkig iets overeind wil houden dat niet te redden is. Je zou willen ontsnappen soms, omdat het zo onvermijdelijk is, en omdat je weet dat het verhaal nog een heel stuk langer zal duren. Je weet dat er geen troost zal komen.
In het derde deel gaat het boek grotendeels over naar de derde persoon. De verteller is een oude man ondertussen, en kijkt terug op zijn leven. De derde persoon is afstandelijk. De taal trekt zich terug in zichzelf, en dat doet ook de verteller. Je voelt geen opstandigheid, geen echte bitterheid, veeleer een berusting waarvan de pijn wordt gedempt door de beschrijving. Soms flakkeren er dingen op. Maar even vaak lijkt het alsof de verteller niet meer begrijpt wat er eigenlijk gebeurd is. Het is uiteindelijk zijn enige echte verhaal geworden, maar het is tegelijk een vreemd lichaam. Verschuivingen weg van de derde persoon doen je als lezer heel sterk voelen waar de breuklijnen zitten.
Als lezer moet je meegaan tot het einde. Soms zou je echt graag hebben dat je het perspectief zou mogen kennen van Susan, haar man of haar kinderen. Je kunt vermoeden wat er met hen gebeurt, maar je weet het niet. Misschien bestaat het grote enige verhaal alleen in het hoofd van Paul, en heeft hij zichzelf daardoor afgesneden van wat er echt gebeurde. Misschien was de relatie, door het gewicht van de tijd en door allerlei kwetsuren, gewoon te moeilijk en hadden ze geen kans. Misschien heeft de houding van Paul ervoor gezorgd dat Susan wegzonk in zelfvernietiging. Misschien heeft Paul uiteindelijk meer gehouden van het verhaal dat hij zichzelf wilde vertellen over de liefde dan van Susan. Misschien werd hun liefde veel te snel te echt, waardoor ze geen kans kreeg. Misschien heb je geen kans als er maar één verhaal mag zijn. Soms zou je als lezer een klassieker verhaal willen, dat goed afloopt, maar dat zegt iets over jezelf. Soms zou je graag uitkomen bij een zoete melancholie, maar die kans is bij het begin van het derde deel voorbij, dat voel je meteen.
Een citaat bij het begin van het boek stelt dat een roman een klein verhaal is dat meestal over de liefde gaat. Met The Only Story heeft Julian Barnes een roman geschreven die de liefde eindeloos laat spiegelen in een vorm waarbij je als lezer door drie kamers beweegt. In de kamer zie je wat je getoond wordt en weet je tegelijk wat je niet ziet. Soms zou je naar buiten willen kunnen kijken, soms zou je van buiten naar binnen willen kunnen kijken. De schitterende taal blijft je voortstuwen, waardoor je toch niet kunt weglopen van de eenzame tragiek. De titel sluit aan bij de veronderstelde wijsheid die uit zoveel stellingen over de liefde spreekt. Maar die stellingen verdwijnen een voor een, en daarmee misschien ook hun aanspraak op wijsheid. Misschien is de roman een illusie over de illusie van de liefde. En misschien is de roman mee daardoor het enige verhaal dat we telkens opnieuw vertellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten