‘Moet ik hier gaan staan?’
‘Het woord moeten is hier niet van toepassing, zoals je zou moeten weten.’
‘Moeten weten.’
‘Dat begint al goed hier.’
‘Ik ga dus hier staan, en dan kijk ik naar jou. Even, voor een tijdje.’
‘Ik moet dus beginnen?’
‘Misschien ken jij de weg voor de eerste stappen.’
‘Nee, dus.’
‘En we gaan dus buiten het kader, een beetje, toch?’
‘Dat is wel het plan.’
‘Het enige beeld dat ik al had in mijn hoofd was er een van het zoeken van evenwichten. Heel traag.’
‘Dat wil zeggen dat je dus niet alleen mag dragen, maar ook gedragen worden.’
‘Met dit grote lichaam?’
‘Ja, en dat ken ik toch al trouwens.’
‘Ik herinner me nog onze worstelpartijtjes van vroeger. In het begin won jij altijd, en na een tijdje niet meer.’
‘Hihi, geweldig. Jij had wel een grootlijfvoordeel misschien. Of misschien liet ik je wel winnen.’
‘Het is al goed.’
‘Kom maar naar hier. Ik denk dat je bang bent.’
‘Een klein beetje maar.’
‘Misschien kunnen we beginnen met dansende handen. Die elkaar net niet raken.’
‘Ze verkennen de lucht. Of zuiveren de lucht, dat kan ook.’
‘De lucht aanraken, alleen jij bedenkt zoiets. Ik glimlach nu al.’
‘Er is veel geschreven in mijn lichaam, dat zie ik steeds beter. Er zijn ook woorden in dit lichaam geschreven. Denk je dat die naar buiten zullen komen als we traag dansen?’
‘Misschien zou het mooi zijn als de woorden wel in je lichaam blijven maar dat het gewicht ervan, dat wat gevoelig is voor de zwaartekracht, zou verdampen bij het dansen.’
‘Dat is een mooie gedachte. Ik wil niet dat de woorden, als ze opduiken, tussen ons in zouden komen, als troebele lucht of zo.’
‘Denk je dan dat je maar één kans krijgt om te dansen? Dat het meteen goed moet zijn? De bedoeling is misschien wel dat het nooit af is, en dat het ook niet goed moet zijn.’
‘Ik zou eens graag voelen hoe het is als ik je draag.’
‘Zal ik hier komen staan zo?’
‘Ja, doe maar. Gebruik me maar als een soort klimrek of zo.’
‘Dat zal ik doen, maar het komt erop aan dat je je niet zomaar laat gebruiken, ook niet door mij. De balans is niet alleen of je mij kunt dragen, het is ook zoeken naar het kantelpunt tussen waar je mij draagt en waar jouw pijn beweegt. En dat je dus het dragen ook een beetje loslaat.’
‘Maar laat ik jou dan niet los?’
‘Nee, je verschuift de balans. En misschien kan ik jou dan overnemen.’
‘Maar ik wil eerst helemaal weten wat jij kunt dragen voor ik me kan laten dragen door jou, zeker door jou.’
‘Dat zul je nooit helemaal weten. Het is een kwestie van vertrouwen, en goed luisteren.’
‘Ben jij niet bang?’
‘Een beetje maar.’
‘Het is alsof ik in mijn hoofd vaag beelden zie van een beweging of zo, maar iets in mijn lichaam is blind, of onwetend. Het is onbekend terrein.’
‘Maar onbekend terrein hoeft geen vijandelijk terrein te zijn.’
‘Maar om daar te komen heb je een grammatica nodig, denk ik, en die ken ik niet.’
‘Waarschijnlijk heb je gelijk. Maar misschien kun je overwegen dat we mogelijk erg op elkaar lijken, wat dat betreft.’
‘Jij valt daar samen met jezelf. Misschien val ik alleen uit elkaar.’
‘Wie weet is dat wel hetzelfde. Voor jou toch.’
‘Ja, maak me maar nog banger.’
‘Hihi. Je bent echt grappig.’
‘Laat me dan gewoon even voelen hoe zwaar je weegt als ik je draag. Eerst zonder en dan met wiebelen. Kwestie van enkele referentiepunten te hebben in het landschap.’
‘En daarna wil ik jou dan eens vooruit rollen, en je mag niet helpen.’
‘Ik heb wel veel scherpe kanten.’
‘Maar die ken ik dus al. En dan nog, dat is niet zo erg.’
‘En daarna beginnen we dus opnieuw, maar dan met de handen.’
‘Ja, dat doen we.’
‘Ik denk dat ik het durf. Ik moet nog even denken wat ik voel, en daarna voelen wat ik denk.’
‘Maar ondertussen ben ik er al, voel maar.’
‘We zijn begonnen.’
‘Nee, we waren altijd al bezig.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten