Een nieuwe week. (Wat gaan de dagen snel, denk je.)
Onderweg voor je bezoek. Met een vers boek. (Het was even zoeken in de boekhandel. Soms moet je voelen aan een boek om te weten of het iets voor je is of niet. Het duurde even.)
Een mooi gesprek. Iets over kantelen in fases van ouder worden. Wat ze vertelt ontroert je erg. (Wat jij zult doen wanneer jij op dat moment bent, weet je niet. Het is nog even te ver weg.)
(Je krijgt het bericht dat allerlei mails die je verzond in een of ander zwart gat zijn verdwenen. En je had alles zo netjes op tijd gedaan.)
Een moeilijke nacht, je weet niet waarom je lijf blijkbaar onder stroom staat.
Een andere dag. De dingetjes in het huis. (De planten vertellen je iets.)
De trein en de bus. Op weg naar je geboortedorp. Merkwaardig wat het landschap nog steeds met je doet. Alsof er net iets minder zuurstof is.
Het is zo fijn om hen terug te zien. Ze laten je de tuin zien. Jij hebt een chocoladetaart bij, zij heeft een (mmm) cake met rabarber en frambozen gemaakt. Ze laten een filmpje zien over hun dochter die een avond met de Goldbergvariaties presenteert en daarbij verhalen vertelt over haar grootvader. Het ontroert je erg. Haar stem is zo mooi. (Je herinnert je nog goed hoe het was, toen ze net geboren was, wat het me je deed. Iets zal nooit overgaan.)
In de trein terug krijg je nog een uitgebreide reactie over de tekst van je boekje. Je bent dankbaar.
Je aarzelt nog een beetje over het boek dat je aan het lezen bent. (Het gevoel zal later kantelen.)
Een andere dag.
Je brengt de truien met gaatjes naar de kledingherstelmeneer. Het zijn er wel veel meneer, zegt hij. Je voelt je een beetje schuldig, al weet je niet wat je eraan had kunnen doen. (Variaties van falen.)
Je maakt een nieuwe versie van je boekje. (Telkens een beetje kneden, stukjes klei toevoegen, stukjes weghalen, duwen in de vorm.)
Het boek opent zich verder.
Je aarzelt een beetje, maar schrijft toch maar een stukje over het boek. Je beseft tijdens het schrijven waarom je het wel heel erg goed vond.
Een andere dag.
Een mooi ochtendgesprek. Over liefde en verdriet. Wat we verlangen en zoeken. Wat de tijd in ons lichaam geschreven heeft. En iets over grenzen.
De dag is warm. Een mooi gesprek in de tuin met zoveel planten, bloemen, bomen. Een bankje achteraan, waar het fris is. Een klein watervalletje. En later een terrasje, met de eerste wespen van het seizoen. Iets over de grenzen van het leven.
En je komt haar zomaar tegen op straat. Is ze nu weer gegroeid? Je wilt alleen vragen of het goed gaat met haar, of haar vakantie leuk was. Ze heeft (vanzelfsprekend) geen tijd, ze wijst al naar alles wat ze moet doen. Die gast ken ik, zegt de jongen die erbij is. (Je bent dus een gast, dat is wel een klein beetje cool, eigenlijk…)
Je bent nog net op tijd in de boekhandel. Je mag nog een vers boek uitkiezen.
Een andere dag. Het lijkt je wel een nuttig ding dat je eindelijk de ramen nog eens wast. (Merkwaardig steeds in hoeveel bochten je je lijf moet wringen om die ramen te kunnen doen.)
Het verse boek is heel goed, merk je meteen.
Een mooie terrasafspraak. Het is 24 jaar geleden dat jullie haar nog zagen. Het ontroert je heel erg om haar te zien en haar verhalen te horen. Ze zegt wel vijf keer dat je er zo goed uitziet. (Wat je lichtjes overdreven lijkt, maar toch gelukkig maakt.) Ze vertelt ook over de regen die al maanden niet gevallen is, over de droogte, over de hitte.
Een andere dag.
Je maakt je klaar voor de boodschappenronde en ziet dat er buren aan het verhuizen zijn.
De zon is er terug in de namiddag. Je fietst naar het veldje waar je gaat vertellen over het verdriet. (Je vraagt je tijdens het spreken af of je verhaal anders is nu de tekst van je boekje klaar is.) Na de lezing hoor je een verhaal dat je heel erg ontroert.
Je luistert naar de Goldbergvariaties. (Je zult het blijven doen voor de rest van eeuwigheid, denk je. Wat een geruststellende gedachte is.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten