10 november 2023

Hallomeisje


Je lijf moet nog een beetje op gang komen bij het begin van de week, iets in je huid hapert nog.

Je haalt een nieuwe doos met boeken. (Het blijft spannend, die stapel zien in de doos. En nog steeds staat jouw naam erop. Iets met blijven.)

Of je even foto’s zou willen komen maken. (Een berichtje.) Ze zitten rond de tafel. De minister luistert aandachtig. (Even denk je aan hoe je dat deed vroeger, met je vader, zo onopvallend mogelijk en stil bewegen door de ruimte, om foto’s te maken.)

(Iets wankelt een beetje. Tot het weer overgaat.)

De mevrouw in de winkel. De kaas. Je maakt een vriendelijk grapje, iets over mensen die echte problemen hebben. Ze lijkt verbaasd, zegt dat de wereld een betere plaats zou zijn als iedereen zo vriendelijk was als jij. (Het maakt je een beetje verdrietig. Je deed zo weinig, als dat al zoveel betekende, …)

Die avond. Je drie gasten zitten naast je, het publiek luistert aandachtig. Je laat het gesprek bewegen. Een beetje alsof je een blad langzaam vult. (Het is interessant, denk je.)

Weer thuis is het fris. (Je had ook warm kunnen verdragen. Je zoekt het dekentje.)

Een andere dag. Je mag die middag mee aan de tafel zitten met de Amerikaanse schrijver.

(Je krijgt een telefoon die je kwaad en verdrietig maakt. Je begrijpt er niets van.) De schrijver vertelt over zijn boeken, hoe ze werden ontvangen. Hij vertelt over zijn vrouw, over de mensen die hij de vorige dag  in Parijs zag.

Je moet vertrekken, je hebt een les te geven. Ze kijken naar je. Je doet je best om zo soepel mogelijk heen en weer te bewegen, tot ze allemaal mee zijn.

Die avond. Je bent op weg, je hebt een lezing te geven. Je voelt het gewicht van de boeken in je tas. Ze gaan met je mee. (Julia glimlacht naar je.)

Na de inleiding begin je. Je staat op het podium. (Je hebt nog hard zitten werken op je presentatie. Het ritme mocht anders, nu het boek er is.) Het verhaal draagt je. (Je bent hier.) Je vertelt over de rivier. Je laat Julia zien. Je krijgt mooie reacties, ze ontroeren je. Je loopt terug naar huis, in de nacht, je tas is een stuk lichter.

Een andere dag. Je werkt thuis, laat die treinen die nog wel rijden aan anderen over. (En toch mis je de trein een beetje, denk je.)

Je denkt aan de rivier.

Je bereidt de avondvergadering voor. Je zit in de stoel bij het raam. (Het plekje maakt je rustig. Je bent hier.)

Je hebt je tussenkomst klaar zitten in je hoofd. Je volgt de woorden. (Het goede resultaat verwart je.)

Een andere dag. De trein die aangekondigd is, komt netjes op tijd. Je hebt veel plaats. Een mooi gesprek in de trein, over vertalen. Op weg naar de conferentie.

Je hebt – zo blijkt – de verkeerde ingang van de zaal genomen. Je doolt door het grote gebouw, er is niemand. Een veiligheidsmeneer vraagt je of je de weg kent. Niet echt, zeg je.

Ondertussen in het juiste deel van het gebouw. (De hoofdpijn prikt een beetje, je nacht was te kort, je bent een beetje te moe.) 

Je luistert naar de toelichting. (Waarom kan die ene mevrouw altijd alleen maar over zichzelf praten?) De minister praat mooi Frans. De man die reageert doet het met zijn hele lichaam. Hij komt uit Kameroen, vertelt hoe hij hier moest leren dat men een onderscheid maakt tussen mens en ding. Waar hij vandaan komt, zegt hij, is er geen scheiding tussen ik en de rivier. (Je glimlacht.)

Je vertrekt iets eerder dan voorzien, wilt nog rustig een trein kunnen halen. De vroegere collega met wie je die ochtend in de trein zat, komt er net aan. Ook hij wou wat vroeger vertrekken. Het gesprek gaat verder.

Die avond. Het is een boeiende vergadering, ook al ben je moe.

Terug thuis. Je kijkt nog naar een stuk van een documentaire over Shakespeare. (Je denkt aan dat mooie boek dat je las, over zijn zoon, gezien door de ogen van zijn vrouw. Je ziet zijn vrouw en zijn zoon op het scherm.)

Een andere dag. Alle treinen zijn er weer. (Of bijna toch.)

De koffie wacht al op je, hij is lekker. (Verhalen gaan heen en weer.)

Iets vroeger terug, er moeten nog boodschappen gedaan worden. Je zoekt een schriftje, iets voor boze gedachten.

De mevrouw in de winkel is blij dat je er bent.

De mama zegt aan het kleine meisje dat ze al naar binnen mag gaan. Ze ziet je staan, lacht en roept. Hallo! Even later komt ze nog eens naar je toe gelopen in de winkel. Hallo!

Je bedenkt wat je de volgende dag zult maken, je krijgt hoog bezoek.

Weer thuis luister je naar je nieuwe Bach-cd. (Hoe soepel de muziek beweegt. Je bent blij dat je die avond gewoon thuis zult zijn. Het mag misschien wel warm worden dan.)

Geen opmerkingen: