Het weekend zit nog een beetje in je hoofd. Dat mooie panelgesprek waaraan je mocht deelnemen (en hoe je onder de indruk was van de anderen naast je op het podium, en je een beetje verlegen zocht naar jouw toon, en die ook vond.) Dat bijzondere middaggesprek. Het opende zich aarzelend en voorzichtig, als een of andere belofte op een lang gesprek. Dat heel erg mooie concert. Er gebeurde iets, en je was erbij.
En dan een nieuwe week. Je bent snotterig en hoesterig, en werkt dan maar gewoon thuis. (Je lichaam wordt stram op sommige plekken.) Je beweegt door de dag in etappes. Haperend, een beetje.
Op het plein, in de regen. Je kijkt naar de duizenden lichtjes. Je kijkt naar de mensen die kijken naar de lichtjes. Het ontroert je.
’s Avonds de ene na de andere telefoon.
(Schokkend, nu al: op de televisie wordt de blijde terugkeer van de kerstfilms aangekondigd. Het is dus bijna weer zo ver…)
Rare dromen, als een plaat die blijft hangen.
Een andere dag. (Je hapert nog een beetje.)
De vergadering. (Je bent steeds blij om haar te zien.) Samen zoeken naar een schema dat iets zegt over de werkelijkheid. Dat zou een samenvatting kunnen zijn. (Je bent blij dat de werkelijkheid niet in één schema te vatten is.)
De dag strompelt nog een beetje.
Je haalt het boek op dat uiteindelijk toch is aangekomen.
(Dekentjes zijn een goede uitvinding.)
De dromen zijn nog een beetje raar.
Een andere dag. (Die ene plek waar het pijn blijft doen. Terwijl je op de tafel ligt bij je kinesiste. Stel je voor dat ze daar alles weer helemaal zacht zou kunnen maken. Of je dat aan zou kunnen.)
Je bent net op tijd voor de mensen van de VN-delegatie. Je probeert zo goed mogelijk te antwoorden op hun vragen.
(Iets in je is al zenuwachtig voor wat die avond zal komen.)
Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?
Die avond. Je zit klaar om de eerste resultaten te zien. De peiling floept op het scherm, je kijkt verbijsterd toe, vol ongeloof.
(Een rusteloze nacht. Ergens halverwege schiet je wakker, in een verdwaasde kramp. Je moet jezelf terug naar het nu ademen.)
Een gedeukte ochtend.
Na de middag vertrek je naar de feestelijke conferentie. (De plek waar je ooit met je vader naartoe had willen gaan. Zo had je je voorgenomen toen hij ziek werd. Hoe lang het duurde eer je uiteindelijk alleen ging, na zijn dood. Je bewoog waarschijnlijk te snel tussen alle muziekinstrumenten, maar je was er wel.)
De mensen nemen hun plaats in de zaal. Het gaat over literatuur. Er is muziek. Er zijn dichters. (Er zijn gelukkig verder weinig speeches.) Je mag de hele tijd door de zaal bewegen om foto’s te maken. Je moet geduldig zijn met het licht. (Misschien is dat wel een mooie gedachte.)
Later dan je had gehoopt kom je die avond op de andere conferentie aan. Enkele mooie gesprekken. (Enkele boeken.)
Op weg naar huis verlang je naar niets, zo niets mogelijk niets. Of zoiets.
Een andere dag. Je bent helemaal alleen op het werk. (Dat is al een beetje niets.) De vrijdagdingen. (Altijd een beetje dingen die hollen.) Er schuift nog een gesprek tussendoor. (Het doet goed haar even te zien, ze begrijpt helemaal wat je probeert te zeggen.) Ook nog snel even een nieuwe stapel boeken halen. (Dat tasje voor je boeken ziet er wel een beetje lullig uit, maar de boeken blijven zo wel goed op temperatuur. En ze voelen zich misschien wel een beetje gekussend.)
(In je hoofd zie je een tekstje, dat je zou moeten schrijven. Opdat het je weer zou kunnen verlaten. Het moet nog even wachten op zichzelf.)
Je holt naar de trein, voor je afspraak in de andere stad. Je hebt geen zin om te lezen, je wilt alleen maar kijken. Je komt net een beetje te laat, maar het is niet zo erg blijkbaar.
In de trein terug, de mensen lijken zo rusteloos, zo alleen op zichzelf gericht. (Misschien oefenen ze in varianten van egoïsme.)
(Zo snel koken en eten, het is niet je ding.)
(Iets wordt week, onverwacht. Je bent bijna doorwaadbaar, in dat ene moment.) Je moet weer vertrekken.
De nacht is stiller. Er is een droom die je niet begrijpt, tijdens je droom. (Je bent ongetwijfeld meerlagig.)
De dag beweegt van het ene naar het andere, je volgt, beweegt mee. Tot je weer thuis bent. (Er is al een dekentjesverlangen, stel je vast.) Traag binnenkomen, rustig koken, terwijl de boodschappen op het aanrecht opruimen, een grote afwas. De dingen vallen terug samen met zichzelf.
Warme stilte, als oefenen in verlangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten