Je kijkt uit naar de week. Niet dat ze minder gevuld zal zijn, je weet het. Misschien verlang je naar de momenten met alleen maar samen. Als eilanden.
Die avond, op weg naar de vergadering. Je krijgt een bericht dat ze niet doorgaat. Die ene toch, de andere wel. Zomaar ineens een lege plek. Rustig de afwas afwerken. Even nog wegglijden in een warm niets.
(Bijna geen zin om alsnog te vertrekken.)
In de vergadering. (Je kijkt naar zinnen in je hoofd.)
Weer thuis, je zoekt het dekentje.
Een andere dag.
De dag is samen te vatten als: regen. (Voor het einde van de dag ben je vier keer uitgeregend. Alsof je ook aan de binnenkant van je huid nat kunt worden.)
Je praat met de meneer van de loskade. Over het immens grote pak in het zwart. Even later komen twee mannen het pak naar boven brengen. Het lijkt zo mysterieus. (Onder het zwart blijkt een gigantische hoop toetsenborden te zitten. Het mysterie verdwijnt een beetje.)
Die avond. (Het is alsof je nog steeds niet helemaal terug droog bent.) Jullie zoeken een tafeltje in het drukke café. Ze willen graag met je praten over het boek. (Het voelt als een voorrecht.) Een mooi gesprek, het raakt je erg. (Ze praten ook over Julia, alsof het gewoon zo mag zijn.)
De volgende ochtend, niet zo nat. De dag kondigt zich goed aan.
In de trein werk je nog een beetje aan de voorbereiding van het panel dat je later in de week mag leiden. (Straks heb je dus alle tijd terug alleen maar je boek.)
In je hoofd heb je de route van het station naar het plein al een beetje geoefend. Of je haar zult zien op het plein, je twijfelt even, maar ze komt al op je af. (Een uitgesteld bezoek, je bent blij.)
Tijd voor verhalen, ze bewegen. (Nog te weinig tijd voor alle verhalen. Er zijn altijd nog verhalen.) Ze ontroeren je diep. (De regen komt netjes terwijl jullie binnen zitten te eten.) Hoe je de bomen kunt bedanken. En iets over aanraakbaarheid.
In de trein terug. Je probeert, tussen de verhalen die nog bewegen, langzaam weer in je boek te komen. (Eliza Touchet wacht geduldig op je.) De vrouw tegenover je praat ongeveer twintig minuten lang met haar vriend, die ergens ten lande in zijn auto in een file zit, die mogelijk door een ongeval veroorzaakt is. (Je zou denken dat je over zo’n onderwerp in een minuut wel ongeveer alle basic information hebt verzameld, maar toch.)
Die avond sta je bij de hoge tafel met een stapeltje boeken. Iemand komt binnen en zegt je dat ze het net nog over je boek hadden. (Het maakt je een beetje verlegen.)
De verhalen van de dag hebben nog wat tijd nodig die nacht.
Een andere dag. Je hebt een inhaallijstje dingen te doen. (De dingen zullen de hele dag opschuiven, er ritsen steeds meer dingen tussen, of zoiets.)
Je zit klaar in het panelgesprek. De andere sprekers zijn nog druk bezig met allerlei dingen in hun schriftje te noteren, zinnen die ze willen zeggen of zo. (Even maak je je zorgen, dat je zomaar zonder zinnen zou kunnen vallen. Zinloos als het ware.) Je zinnen komen zomaar naar je toe.
Een mooi gesprek met de minister.
In je hoofd zag het er allemaal goed uit. Hoe je nog net langs twee winkels zou kunnen gaan, even naar huis nog, om dan netjes op tijd in het restaurant te zijn voor je afspraak. (Ook de tijd lijkt op te schuiven.) De kosmos heeft echter deze dag uitgekozen om je iets te leren over onbestendigheid. (Je bent in principe erg voorstander van kosmische lessen, maar die mogen ook altijd op een andere dag komen.) Je holt naar het station, om daar te zien dat de vertragingen beginnen op te lopen. Na een te late en te volle trein, na een trein waarvan alleen de deuren in de achterste wagon open gaan (je staat helemaal vooraan), heb je een rustige plek in een volgende trein. (Interne dialoog, naar aanleiding van kosmische lessen.) Je laat alle futiele pogingen los om al die dingen nog te doen, en gaat gewoon naar het restaurant, waar je dan nog gewoon op tijd zult zijn. In de trein lees je nog rustig enkele gedichten uit haar mooie bundel.
Een mooie avond, met trage verhalen. (Alle restjes zijn doorgeschoven naar de volgende dag, maar voor nu is het helemaal goed, denk je, terwijl je in de avond weer naar huis loopt.)
Een verse ochtend. (In je hoofd zie je het lijstje met uitgestelde punten. Een klein beetje beangstigend. Maar de kosmos heeft gezegd dat alles goed zal komen.)
(En weer zijn er ritspunten.)
Ergens in de namiddag is alles klaar. Je loopt naar de trein, begint ineens heel moe te worden.
Voor je naar huis gaat, haal je nog de nieuwe Bob-box op. (Glimlach.) Je gaat nog langs de boekhandel, om te horen of het boek dat je bestelde er al is. Terwijl je wacht zie je je boek tussen de andere liggen, daar bij de kassa. Een tussenligboek. (Zou ik het durven om er een foto van te maken? Je durft dat, je bent een grote jongen.) Het boek is er nog niet. Je haalt nog brood en yoghurt. (De laatste restpuntjes, op de afwas na.) Een of ander evenwicht herstelt zich.
Je kijkt uit naar een lege avond. Het mag warm zijn, een beetje toch. Er mag een dekentje zijn. De avond mag je dragen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten