Je weet niet zeker wanneer de ene kleur in de andere verdwijnt. Je weet niet zeker wanneer iemand in haar of zijn verhaal verdwijnt. Je kunt de verhalen in een ander niet zien bewegen. Misschien zijn we allemaal buitenstaanders, allemaal eenzaam, en bewegen we in de mist. Soms grijs, soms in pasteltinten. Aangrenzende kleuren, de bijzondere roman van de Poolse auteur Jakub Małecki (vertaald door Karol Lesman), brengt je naar een heel eigen universum waar liefde en dood en eenzaamheid elkaar op de hielen zitten. Je wandelt er als lezer rond, beweegt van het ene verhaal naar het andere, tussen toen en nu, hier en daar.
Het boek begint in de zomer van 1927, in het Poolse stadje Koło. De verteller beweegt van het ene naar het andere personage, kan op afstand kijken (maar geeft je als lezer nooit een breed overzicht), kan in het hoofd kruipen, kan door de tijd bewegen. Er ontstaat een organisch geheel van verhalen. Telkens krijg je een stukje te horen van grote verhalen die erg lijken te wegen op de personages. Het voelt een beetje alsof je als lezer tussen elk onderdeel even door het duister moet om bij een ander personage uit te komen. Misschien zien ze elkaar wel, misschien niet. Ze weten niet wat er omgaat in die ander. Terwijl de ene een verlangen heeft naar iets, ergens, wordt de andere in een verleden gezogen, wegen de dingen als een lot. Hoewel iedereen los van elkaar lijkt te bewegen, grijpt elk verhaal in op een ander. Verhalen resoneren. De gemeenschap beschermt zichzelf, is soms verstikkend. Sommige mensen dromen, anderen willen zichzelf uitgommen. Voorzichtige tederheid bestaat naast vergelding.
Je kunt niet zeggen dat er één hoofdpersonage is, maar je zou wel kunnen zeggen dat het boek vooral de ontwikkeling volgt van Krystian. Hij is een nog jonge vader. Hij is timmerman, net als zijn vader vroeger was. Daarnaast houdt hij bijen. Hij wordt vooral gevraagd voor het maken dan doodskisten. Hij krijgt de vraag om een kist te maken voor een vrouw die volgens haar dochter is gestorven door verlangen. Hij raakt min of meer geobsedeerd door haar, wil meer over haar weten, maar heeft enkel een foto in een artikel van de lokale krant. Voor hem is er een dunne lijn tussen het rijk van de levenden en dat van de doden. Voor hem zijn de doden de “completen”. In een schrift noteert hij hun namen, en waaraan ze gestorven zijn. Het is duidelijk dat hij een gewicht van de tijd met zich meedraagt. Regelmatig wordt hij overvallen door een melancholie die hem willoos maakt, onbereikbaar voor anderen. Het is alsof de dood in het leven hem langzaam opzuigt. Maar het lukt hem niet om naar de andere kant van de lijn te gaan, daar waar alleen het leven is. Voor die ene vrouw zou hij de mooiste kist ooit willen maken. Het hout is voor hem een levende wereld op zich. Een splinter dringt in zijn hand, brengt de mogelijke dood naar binnen. Het is alsof de dingen hem verplichten om een keuze te maken over hoe hij staat tegenover de dood.
Zijn vrouw Regina lijkt steviger in het leven te staan. Ze is de hele tijd bezig, wil vooruit. Hun twee dochters fladderen een beetje rond in die mistige wereld. Ze maken zich zorgen over het verdriet van hun vader, zouden willen dat iets ervoor kan zorgen dat er nog een broertje bij komt. Zijn ouders wonen nabij, maar ze hullen zich in zwijgen. Zijn moeder begint te dementeren, heeft enkele goede uren per dag. Zijn vader heeft zich na de dood van zijn broer teruggetrokken in de stilte. Hij maakte altijd ruzie met zijn broer, die een meer liederlijk leven had, maar kan hem niet missen. In die stilte probeert hij als het ware zichzelf uit te wissen, iets tussen een verlangen en een boetedoening.
Er is een jongen die depressief is, en telkens opnieuw naar de brug gaat om te springen, wat telkens voorkomen wordt. Hij voelt zichzelf onaangepast, is vooral geïnteresseerd in koken, maar is bang dat zijn vader hem daarvoor zal afwijzen. Hij was getuige van een vreselijk voorval, en dat leidt tot een groot schuldgevoel. Zijn vader is de lokale dokter. De omgang met zijn patiënten lijkt vooral te bestaan uit verhalen vertellen, soms een voorschrift geven, en aan iedereen aanraden om te dansen. De vrouw die stierf door verlangen was de eerste inwoonster van de stad die had gestudeerd. Haar man is de uitgever van de lokale krant. Er is een ‘gekke’ vrouw die in een mythisch gevecht verwikkeld is met een aalscholver, die ze eigenlijk niet kan missen.
En dan is er die mysterieuze man die in het bos woont. Volgens sommigen is hij de duivel. Misschien kan hij iets doen om te helpen bij het verlangen naar een zoon. Misschien is hij de man die een verlangen van een vrouw kan beantwoorden. Misschien kan hij de verstoorde orde weer herstellen. Hij draagt de last van een verleden, en is op stap met een hond die God heet. Er is een meisje dat iets vreselijks meemaakt, en er is een jongen die denkt dat hij een zwakkeling is en die graag iets zou willen bewijzen. Er is een schilder die worstelt met de aangrenzende kleuren.
Al die
mensen bewegen naast elkaar, soms met elkaar, vaak niet. Iedereen is op een of
andere manier een buitenstaander, iedereen is minstens een beetje eenzaam. Zoveel
wordt niet uitgesproken. Je zit altijd een beetje in de mist, ook als er
kleuren zijn. Niemand lijkt te ontsnappen aan verhalen die wegen, aan de tijd
die jou niet loslaat. Maar wat weegt, hoeft geen noodlot te zijn. Ook al weet
je niet hoe het werkt, je kunt ergens de moed vinden om naar de andere kant van
de lijn te gaan. Daar waar het leven is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten