04 augustus 2024

Parade


Wie ben je? Hoe beweeg je in de vervreemdende hulzen die een lichaam kunnen zijn? Hoe ontsnap je aan representatie die geweld is? Hoe kun je als auteur verdwijnen uit je kunstwerk? Deze en nog veel meer vragen bewegen rond je heen tijdens het lezen van een opmerkelijke roman die geen roman wil zijn en misschien net daardoor iets van de roman laat zien. Rachel Cusk maakt het je als lezer in haar nieuwe roman Parade niet altijd heel erg gemakkelijk. Misschien kom je bij het lezen je eigen verwachtingen tegen over hoe verhalen zouden moeten zijn, hoe personages kenbaar en vatbaar zouden moeten zijn, hoe de vorm van een boek de illusie van kenbaarheid kan geven. En misschien is het net goed om daar overheen te stappen en gewoon het boek voor zich te laten spreken, als een avontuur. Als je je niet te zeer laat afleiden door je verwarring kom je dichter bij een uiteindelijk heel intense ervaring. Zoals goede kunst je kan uitdagen en je doorheen die ervaring dingen kunt zien die heel wezenlijk zijn. En als je al te zeer vanaf het begin zou denken dat ‘dit een moeilijk boek is’, zou je jezelf de enorme kracht van de woorden van Cusk ontzeggen. Het is goed om te springen. Kwesties die in eerste instantie misschien heel abstract lijken, komen dan ineens veel dichter bij je lichaam.

Parade is een boek dat uit vier delen bestaat. Er is een verhaal over een kunstenaar die ineens beslist om ondersteboven te gaan schilderen. Er is een verhaal over een vrouw die op straat in Parijs door een andere vrouw wordt aangevallen. Er is een verhaal van een man die naar beneden springt. Er is een verhaal van een koppel dat op een eiland een vakantie doorbrengt nabij een boerderij die ooit erg veel mensen aantrok. Er is een verhaal over een moeder die sterft. In en naast die verhalen zijn er verhalen over verschillende kunstenaars, die allemaal de naam “G” dragen in het boek. Na een tijdje begin je te zien hoe elementen uit al die verschillende verhalen terugkeren, hoe mogelijk ook dezelfde personages in verschillende verhalen opduiken (al hoeft dat niet noodzakelijk zo te zijn). De verteller lijkt heel afwezig. Waar soms een ik-vorm gebruikt wordt, kan die ook veranderen in een wij-vorm. De tekst beweegt tussen een verhalende beschrijving, een essay over kunst, een lange dialoog (alsof die gewoon geobserveerd wordt), en een intense weergave waar je de verteller op een of andere manier heel dichtbij voelt. Dat klinkt allemaal heel ingewikkeld, maar eigenlijk valt het heel erg mee.

Na een tijdje begin je verschillende lijnen te zien die steeds terugkeren. Het gaat heel erg over vrouwelijkheid, en wat dat kan en mag zijn. Vrouwelijkheid is vaak een soort negatief dat het mogelijk maakt dat mannelijkheid als positief kan bestaan. Mannen kunnen blijkbaar ervoor kiezen om zich helemaal uit handen te geven aan hun kunst, en hoeven zich dan niets van hun kinderen aan te trekken. Vrouwen mogen dat blijkbaar niet, komen al snel in hun lichaam allerlei veronderstelde verwachtingen tegen. In de manier hoe ze worden gerepresenteerd in kunst, door mannen, zit altijd een ‘gebruik’, zit er geweld. Wanneer een vrouw zwanger wordt, is dat ook een vorm van geweld die over haar lichaam komt, en die dan ook nog eens definieert wie ze daarna mag zijn en hoe ze aan kunst mag doen. Ze moet dan blijkbaar kunst maken over die zwangerschap, die kinderen. Haar kunst wordt altijd weer afgeleid naar haar persoon, die dan beoordeeld wordt. Veel vrouwen kunnen blijkbaar hun identiteit alleen maar zien in de afkeurende blik van mannen of ouders.

Het valt op op hoeveel plaatsen in het boek er verwijzingen zijn naar allerlei vormen van geweld. Hoe je opgroeit als kind, hoe je opgevoed wordt. Hoe je als zelf ‘geworpen’ bent in je lichaam. Hoe je beweegt tussen veronderstelde rollen en identiteiten. Dat alles leidt tot een soort existentiĆ«le vervreemding, die zich omzet in dissociatie. Wanneer een ander je aanvalt, kan het zijn dat je dat aanvoelt alsof een deel van jezelf je heeft aangevallen, en dat dat terecht zou zijn. In al die mechanismen, ook in allerlei geijkte kunstvormen, zit iets van geweld. Het valt op hoe de verhalen over de kunstenaars beschrijven hoe er gezocht wordt naar artistieke vormen die zouden kunnen ontsnappen aan die mechanisme. Ze zoeken een vrijheid in de afwezigheid van een ‘auteur’. Op die manier zou het kunstwerk niet zomaar meer kunnen ‘geduid’ of toegeĆ«igend worden.

Vooral in het laatste deel komen al die thema’s op een heel intense manier samen. Een verhaal over een kunstenaar G die heel erg zoekt naar een kunstvorm die kan ontsnappen aan die beklemmende mannelijke logica loopt samen met het verhaal van een stervende moeder. Vooral in dat verhaal is elke zin heftig aanwezig. Je voelt iets over hoe opgroeien in een liefdeloos gezin ervoor zorgt dat je lichaamsbeleving er een van vervreemding is. Je wordt verondersteld in het leven te bewegen in rollen of vormen die herkenbaar zijn voor anderen, maar die voor jou enkel ontheemdend zijn. Woorden of interpretaties worden in je lichaam ingeschreven, een lichaam dat zelf soms als een vreemde huls aanvoelt. Zelf kinderen krijgen kan als ervaring even vervreemdend zijn, maar het kunnen dan je kinderen zijn die je leren wat liefde is en hoe die zou kunnen bewegen in je lichaam. En dan sta je daar bij het bed van je moeder en komt er in eerste instantie een grote opluchting over je heen zodra ze dood is, om nadien te merken dat je zonder dat gewicht in een ander soort leegte terechtgekomen bent.

Rachel Cusk lijkt in Parade op zoek te gaan naar een romanvorm die zich beweegt voorbij de klassieke verwachtingen van een coherentie in het verhaal, van ‘brede’ personages in een context, van een consequente verteller. Je herkent het zoeken naar een kunstvorm waaruit de auteur is verdwenen voor een deel ook in de vorm van dit boek. Maar eigenlijk is het niet zo nodig om vooral met dat aspect op zich bezig te zijn, als een abstracte vraag. Het komt erop aan of het werkt of niet. Als je je als lezer openstelt voor de wat ongewone vorm zie je dat het uiteindelijk heel goed werkt. Het maakt niet zoveel uit dat je telkens een “G” hebt en dat je soms niet goed weet wie nu eigenlijk wie is. Net daardoor wordt een werkelijkheid die niet gekneld zit in vormverwachtingen een stuk helderder. Al die dingen schuiven een beetje naar het tweede plan in de vaststelling hoe goed Rachel Cusk schrijft. Wanneer je in het laatste deel bent aangekomen, voel je in je eigen lichaam hoe elke zin je als zin naar de keel grijpt en begin je te merken hoe ingenieus het hele kunstwerk is dat zij met dit eigenzinnige boek heeft gemaakt.



Geen opmerkingen: