17 augustus 2024

Toen, in de zomer


Het was toen, rond deze tijd. In 1999. Is het dan al 25 jaar geleden? Ja, blijkbaar wel. (Ik moet zo’n dingen altijd drie maal natellen, om zeker te zijn dat het ook echt klopt.)

Rond deze dagen komt het elk jaar wel op een of andere manier terug. Vandaag was het door een liedje, dat ineens naar me toe kwam, voor ik vertrok naar mijn zus, in Nederland. Dat liedje dat toen die maanden zoveel voor me betekende.

Dat terugkomen is veranderd, merk ik. Misschien moet ik het van verder terughalen. Misschien heeft het zich al neergelegd in het landschap van mijn lichaam, ondertussen al overgroeid door trage planten. Je weet nooit zeker hoe dat zit met een ritueel dat ooit begon, omdat je dat wilde. Misschien is het gewoon goed dat je het ritueel nodig hebt om terug te gaan. Misschien was het ooit iets dat je beschermde, en heb je ondertussen geen bescherming meer nodig.

Toen, die zomer. Al enkele weken was er die lichte koorts. Ik bleef zo ontzettend moe de hele tijd. En er was de dag van de zonsverduistering. In de tuin van een vriendin. Mijn zus was er ook bij. De koorts werd ineens erger. De dag nadien of zo maakte ik een afspraak bij de dokter. Enkele weken later was alles begonnen. Drie dagen ziekenhuis voor controles. Enkele dagen later diagnose darmkanker. Enkele angstaanjagende hevige koortsaanvallen. De vraag om zo snel mogelijk mijn zaad te laten invriezen, zodat ook de chemo en de bestraling zo snel mogelijk zouden kunnen beginnen. Kankerstress.

Het lijkt zo lang geleden al. Ik nam me voor om elk jaar, als een ritueel, even stil te staan bij wat toen gebeurde. Ongeveer rond deze tijd in augustus. Het is een beetje moeilijk om erover te praten. Iets als aandacht willen vragen voor iets wat al lang voorbij is, of de dingen groter maken dan ze waren. Dat is niet wat ik wil, integendeel. Het heeft iets met vieren en herdenken. Toen ik ziek werd, en na enkele maanden bleek dat de dingen goed verliepen, nam ik me voor om lid te blijven van de familie. Het was een familie die mij gekozen had. En daarom wil ik herdenken.

Het is heel moeilijk om uit te leggen, maar het was vaak moeilijk om te aanvaarden dat ik mocht blijven leven en zoveel anderen niet. Hen wil ik herdenken. Soms is het alsof ze over mijn schouders meekijken. Alsof ze tegen me zeggen dat ik ook voor hen moet leven. Soms zijn ze heel ver weg. Soms wil ik ze dichtbij halen, om nooit te vergeten. En dan die mensen aan wie ik mijn leven dank. De mensen in het ziekenhuis, mijn vrienden en familie. Zonder hen zou ik er niet meer zijn. Ik ben niet van mezelf alleen, weet ik sinds toen. Het is alsof ik aan hen wil laten zien dat ik nog steeds goed zorg voor dit kostbare leven dat ik zomaar terug kreeg. Het ritueel herinnert me eraan dat ik dat niet mag vergeten. Het zegt me hoe kwetsbaar het leven is. Elke avond dank ik voor weer een dag die ik zomaar extra van het leven terugkreeg. De leven beweegt door me heen, ik ben de zee.

Misschien is dat alles ondertussen niet meer dan een deuk in mijn lichaam. Het zorgt voor de nodige ongemakken. Maar het is meer een gast geworden die is blijven plakken. “Hoe gaat het nu met je gezondheid?” Mensen vragen het me nog steeds, met die bezorgde blik in hun ogen. Vooral wanneer ze zien dat ik er wat moe uitzie. “Je zorgt toch wel goed voor jezelf? Je gaat toch niet terug ziek worden?” Ik was er niet op voorbereid dat mijn ziekte andere mensen verdrietig kon maken. Het blijft oefenen. Ik ben zo genezen als ik kan zijn, denk ik. Ik vraag meer controles dan volgens de protocollen voorzien is. In een of ander verslag staat dat ik “nog altijd een hoogrisicopatiënt” ben. Wat nogal meevalt, denk ik. Ergens diep onder mijn huid woont dat monster van Loch Ness. Als ik alles doe wat ik moet doen, alles goed opvolg, blijft het daar. Als ik dat niet doe, komt het terug. Zo eenvoudig is het, denk ik. Dat wat mij zou kunnen vernietigen, zit ergens in mij ingeschreven. Als ik lief ben voor mijn gast, zal ik zo genezen blijven als ik kan zijn. Het is goed dat ik mezelf daaraan herinner, minstens een keer per jaar, denk ik.

De dingen die niet overgaan. De soms radeloze kwaadheid of machteloosheid wanneer iemand in mijn omgeving kanker krijgt. (“Ik heb het al gehad, nu mag niemand anders het nog krijgen.”) Mijn ongenietbaarheid – ik zeg het meestal al als een waarschuwing van tevoren – als iemand die ik graag zie bv. een knobbeltje voelt in haar borst en zich niet wil laten onderzoeken.

De dingen die niet overgaan. De ziekte maakte me heel vertrouwd met mijn lichaam, maar ik vertrouw het niet meer. De (nogal onzinnige) gedachte dat ik het niet zal overleven als de kanker nog eens terug zou komen. Het gevoel dat je ineens op een totaal onverwacht moment kan overvallen, en dat je weer terug naar ‘toen’ brengt, in een seconde. (Bij mij is het meestal via een bepaalde geur, die mijn lichaam ineens herinnert aan hoe de geuren waren toen ik chemo had.) En hoe wankel je dan wordt, in dat ene moment. Waarna het weer gewoon overgaat. Het is op zich al (voor mij toch) ingewikkeld om met je lichaam dicht bij een ander lichaam te komen. De dingen die de ziekte in mijn lichaam schreef maakten het nog moeilijker, heb ik gemerkt in de loop der jaren.

De dingen die niet overgaan. Kwaad worden, vanbinnen, wanneer je weer eens ziet hoe mannen op het perron staan te roken. Hoewel het niet mag, vinden zij waarschijnlijk dat ze het recht hebben om te doen waar zij zin in hebben, ongeacht wat dat betekent voor anderen. (Merkwaardig hoe heftig dat interne tieren in je hoofd kan zijn.)

Zoveel dingen gaan wel over. Er is zoveel kostbaar leven dat blijft. Je kunt het ademen, je kunt het aanraken. Je kunt er elke dag voor buigen. Je kunt je blijven oefenen in dankbaarheid.

Er zijn van die dingen die me, of ik het nu wil of niet, herinneren aan die zomer van toen. Zoals de factuur die ik enkele dagen geleden weer kreeg. Voor het nog steeds bewaren van mijn zaad, ergens in een ijskast in het ziekenhuis. Het herinnert me telkens weer aan een van de meest traumatische momenten van mijn hele behandeling. Het herinnert me aan kinderen die er niet gekomen zijn. Ik vraag me al jaren af waarom het zo moeilijk is om te zeggen dat ze het mogen vernietigen, telkens stel ik het weer een jaar uit. (Zouden die paar rietjes misschien toch niet te veel plaats innemen in die ijskast? Zou ik geen ruimte moeten maken voor zaad van anderen, die wél kinderen zullen krijgen? Is het niet stilaan echt een beetje onnozel dat je blijft uitstellen wat zich toch zal aandienen? Of ben je nog een beetje kwaad over die telefoon van die mevrouw uit het ziekenhuis, twee jaar geleden, die je nogal laconiek vroeg of ze dat nu nog wel of niet meer moesten bewaren?)

En er zijn dingen die net op het juiste moment komen. Zoals net voor je vertrekt weer ineens dat mooie liedje horen dat je toen, in het najaar van 1999 zo eindeloos vaak hebt beluisterd. Over wat je zou doen, als dit de laatste avond van de wereld was.

Het leven is mooi.

Geen opmerkingen: