In de categorie een weekend doorwerken. Je doet het omdat het moet gebeuren. Het moet af zijn. En dus zit je daar. Uren en uren. Stukje per stukje wordt ingepast. Zou dit niet beter daar staan? Waarom doe ik dit eigenlijk? Als alles goed gaat, is er aan het einde van de rit een document. Een tabel. En terwijl gaat daarbuiten de tijd verder. Je zou er zelfs niets van merken. Af en toe proberen te schatten. Nog zoveel bladzijden te verwerken. Het zou nog zoveel uur kunnen zijn. Als ik dan vandaag een uur langer werk dan voorzien, en morgen een uur vroeger begin, misschien blijven er dan nog enkele lege uren over. Om het lichaam weer te laten uitrollen. Maar probeer niets te hopen, want je probeerde die techniek al eerder. En telkens viel het tegen, en moest er onderweg een verlangen bijgesteld worden. De uren over die er zouden zijn, krompen weg. Het gaat door. Stukje per stukje. Er sijpelt een traag besef door, het zou beter op grotere afstand blijven. Je zou het kunnen verdragen nu. Een of andere handoplegging. Maar het moet doorgaan. Af en toe is er even een niets. Even rondlopen. Of even een ruimte zoeken waar er geen woorden zijn, maar alleen beelden. Tot daar wil je nog doorwerken, en dan is het goed geweest voor vandaag. Er moet nog gegeten worden.
De mannen zijn in het journaal. Heel nauwkeurig slijpen ze de letters weer uit van de graven. Het is hun opdracht. De doden die vielen negentig jaar geleden liggen hier, in deze grond. Ze liggen dicht bij waar ze vielen. Maar ze zullen niet in vergetelheid vallen. Het rijk dat ooit zo groot was, heeft bepaald dat deze doden eeuwig zullen herdacht worden. Deze plaats, deze graven, deze rijen, deze planten, ze zullen er eeuwig zijn. Zo is het bepaald. De namen staan op de graven. De tijd doet zelfs die woorden vervagen, heel langzaam. Tot die mannen weer terugkomen. Wat vaag was, wordt weer bijgewerkt. De woordvoerder legt het uit. Zijn mannen doen dit werk in een cyclus van twintig jaar. Dan is iedereen aan de beurt geweest, en kan het werk weer helemaal opnieuw beginnen. Misschien is de vorm van meditatieve schoonheid die huist in de eeuwige beweging van het steeds weer herstellen wel het enige antwoord op wat zo peilloos triest is hier. Het doet me denken aan de monniken die een zandtapijt maken. Zoveel tinten van gekleurd zand. Eindeloos mooi. En zodra het klaar is, wordt alles bij elkaar geveegd, om weer opnieuw te beginnen.
Soms is er troost in dezelfde mensen steeds weer opnieuw zien. Je wordt ouder. Zo lang je nog niet ouder bent, zijn alle mogelijkheden er nog. Dat zeg je toch stiekem tegen jezelf. Alles kan nog alle richtingen uit. En daarbuiten, in die eindeloze ruimte, is er altijd iets of iemand anders. Wat hier niet is, kan altijd daar zijn. Je hoeft niet echt te zien wat hier is, want je zou altijd onderweg kunnen zijn. Tot je na een tijd merkt dat je ongemerkt in een andere ruimte terechtgekomen bent. Het zijn sluipend anderen geworden voor wie alles nog open ligt. Die paar anderen die toevallig naast jou liepen al die tijd, met dezelfde blik op dezelfde einder, lopen er nog steeds. Je zult het waarschijnlijk niet toegeven, maar je gaat heel voorzichtig wat dichter bij elkaar lopen. Zo maak je samen een plekje waar de wind niet waait. Soms is er troost. Het elders, en het verlangen dat zij die hier zijn zullen veranderen, is verdwenen. En je ziet het stuntelen dat niet anders is dan het jouwe. Soms is die troost er niet. Is er heel even een ruimte die te klein geworden is. Je weet wat er gaat komen en wat er gezegd zal worden. Bij jezelf voel je dat de cyclus van jezelf aanpassen aan steeds nieuwe omstandigheden, van jezelf vernieuwen, van in de tijd zijn, aan een of andere grens gekomen is, hoewel zeker nog niet aan een einde. Je ziet het ook bij die ander, maar je wilt dat het anders is, en niet hetzelfde. In omtrekkende bewegingen kun je doen of je jezelf niet herhaalt. En het lukt ook wel een klein beetje, maar niet helemaal. Soms wil je alleen maar weglopen, om alleen maar alleen te zijn. Op een plek waar de tijd niet is, waar het allemaal niet geeft, waar niemand je ziet, niemand je aan kan raken. Soms wil je vooral blijven zitten voor het ritueel. Van mensen die elkaar niet meer kunnen verrassen. Die rustig de gesprekken herhalen of laten gebeuren. Zonder hoger doel. Zonder hevig verlangen elders te zijn. Soms bereik je een nulpunt in die trage beweging. Dan heb je even vrede met al wat is. En daarna kun je weer vertrekken, op weg naar de rusteloosheid die je ongetwijfeld weer weet te vinden.
1 opmerking:
.
Is dit nu later?
Stef Bos
.
Een reactie posten