De ouderen onder ons vragen vaak wat meer respect voor hun leeftijd, en ze hebben meestal wel gelijk. Op de bus of de tram, om maar iets te zeggen. Het is maar normaal om de zitplaats eerst aan een ander, in dit geval ouder iemand te geven. Maar terwijl ik sta te wachten tussen een tros oudere medemensen op de bus die zal komen, begin ik te twijfelen. Ze hebben in dichte drommen de autoloze dag bezocht in het dorp. In dit geval was de autoloze dag vooral een terrasvolle dag. Op elke vierkante meter moest er blijkbaar gedronken worden. De oudere man naast me vertelt dat ze best wel wat langer hadden willen blijven, maar er was nergens nog een stoel vrij. Twijfel dus, die al snel wordt bevestigd als de bus inderdaad opduikt. De bijna bloeddorstige manier waarop deze groep ouderen elkaar opzij duwt en de bus zowat bestormt om – sneller dan elke andere – de laatste zitplaatsen in te nemen, is bepaald indrukwekkend. Ik ga staan, achteraan, dicht bij de deur, en zal daar ook zowat de hele rit blijven staan. Blijkbaar is het Utopia nog niet uitgebroken op de bus, want enkele nog zeer jonge reizigers blijven hardnekkig zitten, en maken vooral geen plaats voor die paar onfortuinlijke ouderen die de race om de zitjes niet hebben gehaald. Het gewone leven dus. Ik concentreer me op alle fraais dat langs me passeert om de bus te kunnen verlaten, en zo gaat de tijd ook voorbij. Aan woorden denken, of moois dat niet op de bus zit, helpt natuurlijk ook altijd.
Is dit nu een tuin of een park? Ik vraag het me af. Wonderlijk is het hier alleszins wel. De donkerte heeft dit alles overgenomen, en betoverd. De staande lampions gaan nergens heen, ze maken gewoon de ruimte. Mensen bewegen heen en weer, de bodem betastend, op zoek naar oneffenheden. Zou je anderen herkennen hier in het duister? Of is het beter te weten dat ze er zijn, daar ergens, zonder dat ze jou zien? Alles is er. Alsof iets zo moest zijn. Het zonnemeisje leert me, met grote deskundigheid, hoe ik foto’s moet maken met mijn gsm. Ze straalt zich een weg door het donker. En de hele tijd is het alsof er meer te ruiken is.
Je ziet de foto’s van toen, lang geleden. En het is er weer, het is er nog steeds. Je was niet goed toen. Of beter: niet wie je had moeten zijn, kunnen zijn, niet helemaal in evenwicht, niet in rusttoestand, of wat dan ook. Het maakte dat je anders tegenover de anderen kwam te staan, anders dan goed was geweest. Of zoiets. En zij reageerden op die ander. Je zag het toen al gebeuren, maar het leek onvermijdelijk. En nu, na al die tijd, zou je het nog eens willen uitleggen, dat het toen niet helemaal was zoals… En terwijl je het denkt, vraag je je af of je, toen, die andere niet gewoon zelf was. Misschien waren de dingen toen gewoon zo, kon je op dat moment van de tijd alleen maar zo zijn, was er geen andere weg. Raar, hoe het soms veel gemakkelijker is te aanvaarden dat anderen gewoon bewegen tussen hun varianten. Misschien is alleen het falen normaal. Je zou het wel willen soms, dat je jezelf zou kunnen boetseren. Hoe dan ook, je moet het met je eigen klei doen. En ook al besef je dat allemaal, het blijft verwarren, die foto’s. En je probeert te leren, klaar te zijn voor het nu. Tot het je weer overvalt. Je ziet jezelf wankelen. Misschien ben jij zelfs de enige die het ziet. Ergens tussen blijven oefenen en al het streven loslaten, daar moet het zitten.
Met mijn rug naar waar we naartoe rijden. De trein beweegt door het landschap, net voor het avond wordt. En het licht spreidt zich daar voor me uit, daar tot waar ik kan zien. Ook wonderlijk. De zon lijkt zichzelf te koesteren in de laatste uren van de zomer. Ze verzamelt nog zoveel mogelijk herinneringen, nu het nog kan. In dat licht, daar waar het de zoete aarde raakt, daar zou je elkaar kunnen vinden, alsof het de eerste keer was. Straks zal het herfst worden. Het ligt in de loop der dingen. Maar nu, zo lang het nog duurt, zijn we nog aan deze kant van wat zal komen. De late zon laat zich nog even omhullen, door enkele kleine wolken. Het is meer een suggestie van losse kleding, want ze is zo goed als geheel zichtbaar, in al haar late glorie. Het eindpunt van deze reis nadert. Het station heeft op ons gewacht en ontvangt ons in zachtheid. Zorgvuldig je spieren bewegen, dat is wat je moet doen op dit uur van de dag als je het station verlaat. Geen enkele beweging argeloos voorbij laten gaan. Dat is wat de zon je heeft gevraagd.
1 opmerking:
"De bijna bloeddorstige manier waarop deze groep ouderen elkaar opzij duwt en de bus zowat bestormt om – sneller dan elke andere – de laatste zitplaatsen in te nemen, is bepaald indrukwekkend."
Maar Jan, toch.
De ouderen van die goeie ouwe tijd en
'de jeugd van tegenwoordig', daar is geen verschil tussen.
Er zijn bloeddorstige kinderen die later bloeddorstige ouderen zijn ... vooral in groep.
De massa heeft haar eigen taal, ritueel en struggle for life ...
Ik vermoed dat jij een 'zacht jongetje' was ... en zal blijven.
PS.
Gisteren zag ik een jonge kadee z'n plaats aanbieden aan een oude man.
Die keek schaapachtig rond alsof het voor iemand anders was.
Mislukte politesse de coeur.
Zo'n jongens (en meisjes) bedank ik dan.
Opdat ze zouden volhouden.
.
Een reactie posten