“Ik denk dat we in essentie lezende wezens zijn en dat de kunst van het lezen, in de breedste zin van het woord, typerend is voor onze soort.” Die zin vind je in het voorwoord van de essaybundel De kunst van het lezen van Alberto Manguel. Dat ‘lezen’ is zeer breed. Je kunt een gedicht lezen, maar je kunt even goed leren ‘lezen’ hoe machthebbers proberen het verleden te herschrijven in hun woorden. Lezen is een actieve bezigheid, een morele ervaring en opdracht, en ook een vorm van troost in een chaotische wereld. Literatuur geeft geen oplossingen, wel vragen, en dat is op zich een soort oplossing. Lezen moet ook roekeloos zijn, niet systematisch maar veeleer associatief. Aan grenzen heb je niet zoveel. Er zijn in wezen ook geen grenzen tussen een boek en zijn lezer. Het boek ontstaat pas in het lezen, en elke keer je een boek leest, verandert het ook een beetje. Dat zijn enkele ideeën die terugkeren in de essays die verzameld zijn in dit boek. Manguel schrijft over alle aspecten van het lezen met bijzonder veel passie, plezier en ook diepgang en intellectuele gedrevenheid, zonder ooit pedant of betweterig te worden.
De essays in dit boek, over de meest uiteenlopende onderwerpen, zijn onderverdeeld in acht hoofdstukken. Het kader bij dit alles is het boek Alice in Wonderland van Lewis Carroll. Dat boek heeft in het leven van Manguel altijd een bijzondere rol gespeeld, en in deze bundel wordt elk essay voorafgegaan door een kort citaat uit Alice.
De gebundelde teksten (eerder afzonderlijk verschenen artikelen of lezingen) gaan over bekende klassiekers van Homerus of Dante, over Don Quichot en Pinokkio, over Manguels grote voorbeeld Borges, maar ook over censuur, de plaats van het gedrukte boek naast elektronische media, de rol van literatuur in dictatoriale regimes, de intellectuele ‘collaboratie’ van schrijvers, het vertalen van literaire teksten, het al dan niet bestaan van ‘homoliteratuur’. Er zijn heerlijke beschouwingen over wat het wezen van wat een pagina is, over de ‘ideale lezer’ en de ‘ideale bibliotheek’, over wie ‘ik’ is in een tekst, en nog veel meer. Die verhalen worden verbonden met autobiografische elementen van de auteur, die afkomstig is uit Argentinië (en nu in Frankrijk woont).
Zodra je een stuk in het boek zit, wordt steeds meer duidelijk wat de afzonderlijke teksten met elkaar verbindt. Je ziet op verschillende plaatsen gelijklopende ideeën terugkomen, waardoor het geheel een grote coherentie krijgt. In de afzonderlijke essays merk je hoe de auteur zich telkens opnieuw op sleeptouw laat nemen door zijn passie voor alles wat met lezen te maken heeft. Hij laat zich met plezier alle richtingen uitgaan, maar telkens wordt op intelligente wijze in al die stukken iets als een soort grondhouding verweven. Daarin is Manguel duidelijk. Je kunt het wel of niet eens zijn met hem. Zijn stellingen blijven echter altijd zoekend en open, ze vervallen nooit in een irritante stelligheid die je bij mensen als George Steiner terugvindt.
Manguel spreekt met grote kennis en diepgang, maar vervalt nooit in hokjesdenken of het gratuit etaleren van slimmigheden. De toon in zijn stukken beweegt tussen gedreven en prettige ernst. Hij probeert dingen te benoemen die erg wezenlijk zijn, maar daarom nog niet gemakkelijk te omschrijven, zoals het belang van literatuur. Goede literatuur heeft bij Manguel een ethische dimensie. Boeken die je als lezer betrokken houden, dragen vaak een moreel dilemma in zich. Schrijvers hebben een morele rol te spelen, omdat ze in hun verhalen werkelijkheden kunnen tonen of onthullen die anders aan het zicht onttrokken zouden worden. Verhalen hebben de kracht de wereld samenhang te verlenen en inzicht te geven in wat de waarheid zou kunnen zijn.
Een idee dat steeds weer terugkomt, is dat een boek of een verhaal in ruimere zin maar bestaat in het lezen. De ware betekenis of waarde is geen gegeven, is niet in zichzelf besloten. Pas in het lezen, in het interpreteren, ontstaat een boek. Hetzelfde verhaal kan verschillende dingen betekenen voor verschillende lezers. Hetzelfde verhaal kan verschillende dingen betekenen voor dezelfde lezer op verschillende momenten van zijn of haar leven. Een verhaal leeft niet alleen in wat er staat, maar evenzeer in de lege plekken, waar je als lezer zelf aan de slag gaat.
Lezen is dan ook een ernstige zaak, die alle aandacht verdient. Manguel houdt een sterk pleidooi voor het (blijven) leren lezen met diepgang. Onze snelle maatschappij houdt van ‘alles in een oogopslag’, steeds aan de oppervlakte, en ontmoedigt zo de kunst van het diepgaand lezen. Lezen is zelf dus een ethische positie. Dwarsigheid en subversiviteit horen evenzeer bij het schrijven als bij het lezen. Wie in staat is te lezen, zal zich als burger moeilijker de les laten lezen. Om te kunnen lezen, heb je nood aan een ‘constructieve blindheid’, die voorkomt dat je verblind wordt door je ogen, en waardoor je meer kunt zien.
Manguel laat zich bij die beschouwingen kennen als een gulzige veelvraat, die geen zin heeft in klassieke hokjes, en dan ook geen al te groot onderscheid wil maken tussen soorten boeken. In zijn bibliotheek zitten ze allemaal. Lezen moet ook grillig zijn. Dingen als systematisch alle werken van eenzelfde auteur gaan lezen ziet hij niet zitten. Liever laat hij zich door de boeken zelf leiden. Het ene boek brengt het andere mee. Zijn beschrijvingen van wat de ideale lezer of de ideale bibliotheek zou kunnen zijn, bewijzen zijn ruimdenkendheid. Ook in zijn interessante beschouwingen over de toekomst van het boek als materieel object naast internet en e-books of de toekomst van het lezen zelf geven blijk van een open en niet-dogmatische houding.
Doorheen dit alles klinkt wel steeds een groot geloof in de waarde van goede literatuur. Die zal de chaos niet verdrijven, maar geeft integendeel ruimte aan de chaos, waardoor ze kan doordringen in de duisternis achter de woorden. Wanneer politieke regimes de woorden gaan misbruiken, onder meer om een verleden te herschrijven, kunnen boeken een deel zijn van een ‘volharding van de waarheid’. Literatuur voorkomt dat de waanzin in de wereld ons volledig in bezit neemt. Een bezielde schrijver kan het onzegbare beschrijven. Goede literatuur kan onrecht niet wegnemen, maar kan wel een begin van wijsheid vormen, een belofte van troost.
Trouw aan de ideeën in het boek zelf moet je als lezer enige moeite doen om De kunst van het lezen te lezen. Je wordt meegenomen op een wonderlijke reis, die vol zit van spiegels naar het Wonderland, en daardoor naar de echte wereld. De kracht van de essays van Manguel bestaat erin dat die reis nooit vrijblijvend is. Onderliggend aan al die kleine excursies zit een sterke overtuiging over het belang van de kunst van het lezen, een overtuiging die rustig en zonder te veel gedoe wordt uitgedragen. Aan een zekere mate van jaloezie – had ik ook maar zoveel gelezen als hij – kun je niet helemaal ontsnappen. Maar dat die jaloezie eigen is aan wie je als lezer bent en aan de belofte op alle andere boeken die elk boek in zich draagt maakt Manguel voldoende duidelijk in zijn stukken. Naast heel wat interessante feiten en inzichten is hij bovenal ook in staat zijn nog altijd voortdurende immense leesplezier op de lezer over te dragen. Lezen is onmisbaar, plezierig en niet vrijblijvend. Het is een kunst die je kunt leren, en het is een ethische houding die je kan helpen overeind te blijven in een chaotische wereld. Dat heb je zeker begrepen na het lezen van dit boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten