06 november 2011

Later

‘Je zou bijna kunnen zeggen dat we gestrand zijn hier.’
‘Ja, zo zou je het wel kunnen noemen.’
‘Ik vroeg me daarnet nog af hoe lang we elkaar nu eigenlijk kennen.’
‘Lang, toch al dertig jaar denk ik.’
‘Ja, zoiets moet het zijn. Het lijkt een eeuwigheid, en dat is het eigenlijk ook. Goed toch?’
‘Ja, heel goed.’
‘Het is iets als altijd op de achtergrond ergens aanwezig zijn. Veilig.’
‘Het is zo gegroeid op een of andere manier. En het werd vanzelfsprekend.’
‘Mijn dochter vertelde me gisteren nog dat ze met iemand zijn zo ingewikkeld vindt, vooral zo veel. Of je niet met een beetje kunt beginnen, en misschien bij een beetje blijven.’
‘En wat heb je gezegd?’
‘Dat ik het wel begreep wat ze bedoelde.’
‘Met beetjes beginnen, dat klinkt wel goed. Het hoort wel niet zo goed bij jong zijn.’
‘Nee, dat is zo. Maar bij haar gaan de dingen soms een beetje omgekeerd. Ze was altijd al een beetje oud. Waar dat vandaan kwam, heb ik nooit zo goed begrepen.’
‘Was jij ook zo toen je klein was?’
‘Iemand heeft me dat wel eens gezegd.’
‘Je dochter doet het goed, ze staat sterk in het leven.’
‘Soms weet ik het niet zo goed. Misschien wil ik haar toch nog altijd een beetje beschermen. Maar ik vertrouw wel dat ze zal komen waar ze moet zijn.’
‘Ze doet het goed, geloof me maar. En jij doet het ook goed.’
‘Ja? Ik weet het nooit.’
‘Weet je nog dat je vroeger altijd zei dat jij geen vader zou worden, dat je dat niet zou kunnen. En jij zei ook dat ik zeker wel een moeder zou worden. En zie, het is net omgekeerd uitgedraaid.’
‘Ik vind dat nog altijd jammer voor jou. Je zou het heel goed gedaan hebben.’
‘Wie weet. Het heeft geen belang meer nu. Het is wat het is.’
‘Het is eigenlijk wel spannend dat we hier nu vast zitten op deze plek. We hebben alle tijd.’
‘Misschien moeten we straks lijstjes maken van die dingen waar we het ooit nog eens over zouden hebben.’
‘Goed idee.’
‘Ik dacht nog vanmiddag dat ik me vroeger nooit het leven zou hebben kunnen voorstellen dat ik nu heb. Niet dat het zo bijzonder is, officieel dan. Voor mij nu is het gevuld en rijk, voor de jonge mij van toen zou het heel leeg lijken.’
‘Jij wou dus niet een beetje, maar veel.’
‘Niet zozeer veel, wel iets als normaal. Of wat ik dacht dat normaal was.’
‘Gelukkig is dat een woord dat je afleert met het ouder worden.’
‘Als ik dan je dochter zie, dan ben ik ook blij voor haar dat dit een andere tijd is. Ze heeft misschien andere twijfels in de plaats gekregen, maar toch.’
‘Als ik haar zie, en haar vrienden, dan heb ik een dubbel gevoel. Soms denk ik dat ik niet de toekomst wil hebben die zij voor zich hebben. En tegelijk kijk ik vol verwondering naar hoe ze bijna volleerd met de dingen omgaan.’
‘Ze hebben geen gebruiksaanwijzingen meer nodig, zo lijkt het soms.’
‘Misschien niet, maar zonder die dingen vind je daarom nog niet altijd wat je zoekt. En er is zoveel meer te vinden nu.’
‘Dat is waar.’
‘Heb je het niet koud trouwens?’
‘Nee hoor, helemaal niet.’
‘Dan is het goed, maar wel zeggen als het zo is, beloof je dat?’
‘Ja hoor.’
‘Weet je nog, dat feest toen in het bos?’
‘Natuurlijk, hoe zou ik dat kunnen vergeten.’
‘Iedereen moest een belofte doen, voor later.’
‘Dat was een ontroerend moment.’
‘Soms vraag ik me af of ik er eigenlijk al iets van terecht heb gebracht, van die belofte.’
‘Waarom twijfel je daar altijd aan?’
‘Dat weet ik niet. Het hoort erbij denk ik.’
‘Je moet echt niet te veel twijfelen, je doet het goed.’
‘Misschien moet je me daar straks nog iets over vertellen, maar nu nog niet.’
‘Eerst een ander verhaal nu?’
‘Ja, graag. Vertel maar iets.’
‘Er was eens…’

Geen opmerkingen: