Soms is het ineens heel even zo. Heel even is het alsof je alleen maar vervreemd bent. Misschien wel ontvreemd.
Je loopt door de winkelstraat, op weg naar het station. Je probeert sneller te stappen, alsof je zo niets zou moeten zien. Maar het lukt niet. Iets wil je vastzuigen hier. En al die mensen zijn onderweg, naar nergens, zo lijkt het wel. Misschien gaan ze de hele tijd op en neer, in een eindeloze herhaling. Als in een nachtmerrie waaraan je niet kunt ontsnappen. Hier kun je alleen maar afwezig zijn. Ze kijken je aan, en het is alsof ze iets zien. Je kijkt naar jezelf in een etalage. Dat je hier niet zou willen zijn, dat je hoofd niet geschikt is voor deze straat, nu, dat zie je.
Een gesprek. Iets wordt gesuggereerd, tussen de regels. Dat je wel heel ernstig bent, dat je in een andere taal spreekt of zo, dat je niet gewoon meedoet met de regels van het spel, of nog iets anders, je weet het niet zo goed. Het komt wel meer voor. Iets lijkt vreemd voor de ander. Je ziet het aan de ogen. Het lijkt je zelf meestal niet zo vreemd. Tot ze het zeggen.
Wat mannen doen. Wat mannen verondersteld worden te doen. Iets met willen en zorgen dat je het krijgt. Iets met wat men soms eer noemt. En alle codes die erbij horen. Niet alleen maar veilig zijn, maar ook hongerig. En al die andere dingen. Je zult er nooit aan wennen. Hoe ze kijken, wanneer je het probeert te zeggen.
De beelden die je ziet in je hoofd wanneer je denkt. Hoe je het zoeken naar een inzicht probeert uit te leggen. Hoe het vaak niet lukt. Hoe ze kijken.
Je zou naar het feestje moeten gaan. Je bent te moe, je was al bijna elke avond weg. Je hebt het nodig, geef je uiteindelijk toe aan jezelf, om even alleen te zijn. Waarschijnlijk ben je niet gemaakt voor gezellig, of toch niet echt. Hoe je je moet bewegen op een feestje, je weet het nooit erg goed. En eigenlijk wil je alleen maar de gordijnen sluiten, terwijl je buiten de sneeuwvlokken ziet, en de verwarming opzetten. Om terug te keren.
Iemand vraagt je waarom je het doet, waarom je het nog altijd doet. Hoe je het kunt opbrengen, om er zoveel tijd in te blijven steken. En je kunt het niet uitleggen, niet echt. Je probeert het. Je zou willen zeggen dat je het soms zo hard wilt dat het pijn doet, maar je doet het niet. Je zegt iets anders dan maar. Heel even is het alsof je een stuk land bent dat afscheurt en wegdrijft, naar niet meer te redden.
Je staat geprangd tussen zoveel anderen. Hier is het perron smal. Iedereen wil weer naar huis, snel naar huis. De vertragingen lopen op. Er staan steeds meer mensen op dit stukje nog-niet-thuis. Je kijkt hen aan. Ze lijken allemaal te weten wie ze zijn. Het zal pas veranderen als je binnen zit, als je een plekje gevonden hebt, en de trein vertrekt, op weg naar huis. Dan zal het verglijdende landschap je geruststellen.
Je bent op weg naar de dienst. Iemand is gestorven. Velen zullen komen om hem te herdenken. Je moet een heel eind fietsen langs de lelijke steenweg. De vrachtwagens razen langs je heen. Heel even lijkt de weg eindeloos, en nog veel lelijker dan je had gedacht. Het brokkelige grijs van het verweerde fietspad lijkt zo onvermijdelijk doods. Heel even zou je nergens kunnen zijn. Heel even zou je kunnen komen in een gebied waar niemand je nog zou herinneren.
Je bent terug op weg naar huis, na een gesprek met enkele goede vrienden. Je ziet de twee elanden staan. Er moet een reden zijn waarom ze daar staan. Iemand moet het een goed idee gevonden hebben. Ze staan daar in lelijk LED-licht te staan. Waarschijnlijk zou je nu iets moeten voelen dat vertederend of zo is. Waarschijnlijk moeten ze een of andere sfeer uitdrukken die hoort bij deze tijd van het jaar. Waarschijnlijk zou je dat gezellig moeten vinden. En je denkt alleen maar: hoe kom ik hier zo snel mogelijk vandaan. Je wilt alleen maar thuis zijn, om daar de gordijnen te sluiten, de verwarming te voelen en te dromen van iemand die je zegt dat er niets aan de hand is, dat alles goed is, dat je thuis bent, daar waar je wilde zijn.
2 opmerkingen:
"Ze lijken allemaal te weten wie ze zijn."
Soms zijn ze een eiland en dan weer een eland...
Dag Jan.
Waarschijnlijk zijn de eilanden toch mooier dan de elanden... Dank je voor de reactie.
Een reactie posten