Je herinnert je een film die speelde op een eiland met grote gaten in de bodem. Mensen konden daar zomaar in vallen. En verdwijnen. Soms kun je verdwijnen in een gat in jezelf.
Soms ben je ineens vertederd. Je loopt door de winkelstraat. Afwezig, een beetje nergens. Probeert op tijd thuis, of ergens, te komen. Andere mensen lopen zomaar te slenteren. Alsof ze alle tijd hebben. Lusteloos en verveeld. Ineens loopt het kleine meisje weg van haar mama. Dwars tussen alle mensen. De mama loopt er achteraan. Je blijft even staan, om te kijken. Ineens ben je ergens. Ineens is het alsof iets opengaat, ergens onder je huid.
Soms wordt je lichaam ineens zacht. Een beetje. Je zit net in de trein. Er zit nauwelijks volk in deze wagon. Je zoekt even naar een goede houding. Je plooit de krant open tot bij de boekenbijlage. En je voelt hoe je huid begint te tintelen. Ze schuiven over je ruggengraat, en je nekwervels. De tintels. Even is het alsof een deur opengaat, alsof je in een lichtere versie van jezelf struikelt.
Soms ben je ineens eenzaam. Je ligt net in bed. Buiten is het stil. De beelden van de dag komen even door je hoofd. Je probeert iets te zien van wat de volgende dag staat te gebeuren. En ineens is het alsof je in een klein zwart gat van jezelf schuift. Ineens ben je helemaal alleen, meer alleen dan anders. Je kijkt naar jezelf, observeert gewoon. Laat maar, zeg je, het zal morgenochtend wel weer anders zijn. En je valt in slaap.
Soms ben je ineens je leeftijd. Meestal schuift alles gewoon door. Doe je de dingen die je wilt doen, die je moet doen, die je je had voorgenomen te doen. Waar je ergens bent op de lijn van je leven, het speelt geen rol, het heeft zelfs geen belang. Het is gewoon alsof je verder gaat. En dan ineens, je ziet jezelf in de spiegel, of je hoort jezelf iets zeggen over je leeftijd, is het alsof je die lijn voor je ziet. In een flits gaat het door je hoofd: hoeveel jaar nog?
Soms ben je ineens ergens anders. Je ligt op de tafel. De chirurg zal zo meteen een vlekje weg gaan snijden uit je teen. Je ligt naar het plafond te kijken. Je hoort de geluiden op de achtergrond. En ineens val je in herinneringen. Die keren toen je alleen op die tafel lag in die grote zaal waar het grote apparaat dat plekje op je onderrug moest bestralen. Die keer toen je in die scanner lag, en je dacht dat men jou was vergeten. Je denkt alleen aan je adem, en voelt hoe je buik traag op en neer gaat.
Soms ben je week en verlegen. Je merkt hoe je lieve vriendinnen en vrienden meteen bezorgd om je heen staan. Je voelt hun warme nabijheid. Ze weten dat je diep vanbinnen op dit moment een klein beetje banger bent dan je toegeeft. Je smelt. Niemand ziet het, gelukkig. Je weet niet waaraan je dit verdiend hebt.
Soms ben je in een verhaal. Je doet je best om goed te luisteren naar alle goede raad, en je ligt in de zetel naar een film te kijken. (Zomaar, is wel erg decadent…) Met je voet omhoog, zoals het je was opgedragen. De film is bedwelmend mooi, of is het verscheurend mooi? Net als het personage weet je dat de tragiek nog moet komen. En dat wil je niet. Je wilt alleen maar dat hij en zij en het kleine meisje samen komen, en vooral blijven. Je begint te roepen tegen het scherm, als het even fout lijkt te gaan. Het mag niet. (En ook dit heeft niemand gezien, gelukkig.)
Soms ben je in de beelden in je hoofd. In je hoofd zitten beelden. Veel beelden. Sommige van die beelden heb je in je hoofd gebrand, op het moment. Je wist toen, op dat moment: nu moet ik heel goed kijken, nu moet ik dit alles, deze ultieme schoonheid, dit geschenk, heel erg proberen te vatten. Je wist toen: wat er nu is, het zou voorbij kunnen gaan, net als deze liefde, het zou kunnen verdwijnen, en dan moet ik, ooit, dit moment weer kunnen oproepen, als een gekoesterde schat. En soms doe je het, daar naartoe gaan. Is het vallen, of is het springen? Alles is er nog, stel je vast.
Soms ben je in een soepel lichaam. Als je ’s morgens vroeg op de fiets springt om naar de markt te gaan, of om boodschappen te doen, moet het van ver komen af en toe. Het lijf. Je moet niet alleen de fiets in gang duwen. Je weet niet hoe het voelt om een fietslichaam te hebben dat even soepel is als de beweging zelf, bijna gewichtloos. Tot, een uur of zo later, je ineens merkt dat je niets merkt. Je glijdt door de stad, je zweeft bijna. Je bent geruisloos in het andere lichaam geschoven. Zomaar.
2 opmerkingen:
.
"Soms verdwijn je."
En dan op een dag ...
1.111
Vrienden heb je, Jan. Da's een pak.
Ik vermoed dat je nu zegt: 'het is genoeg'.
Alleen al omwille van de schoonheid van dit getal.
Primus inter pares.
In deze virtuele wereld verlies ik meer en meer
mijn weg. Minder schiet erover.
Zo verdwaalde ik weer tot bij jou.
Wie vindt heeft niet goed gezocht.
Kopland.
Ach, misschien wel als je niet zoekt ...
Uvi
Dankjewel voor je reactie Uvi. Mooie quote van Kopland... En ja, 1.111, dat is wel een mooi getal. Ik kijk er nog even naar. Ik zoek niet te veel, denk ik, en soms vind ik iets.
Een reactie posten