02 januari 2016

Judas

Misschien is de verrader wel de echte gelovige. Dat zou een heel korte samenvatting kunnen zijn van Judas, het nieuwe boek van de Israëlische schrijver Amos Oz. Het boek beweegt tussen enerzijds een uitgebreide beschouwing over de verrader die eigenlijk een idealist is en anderzijds een ontmoeting tussen drie eenzame personages die in zichzelf zijn vastgelopen. De ene kant zou non-fictie kunnen zijn, de andere een toneelstuk. Het komt allemaal samen in een meeslepende roman die zich – dat gevoel blijft hangen – grotendeels in het duister lijkt af te spelen. De mooie foto op het boek bevestigt dat gevoel nog.

Oz stelt, via die beschouwingen en via zijn personages, belangrijke vragen over idealen, liefde en de (on)mogelijkheid tot verandering. Het boek biedt geen uitzicht op troost als verlossing, de troost ligt enkel in het stellen van de vragen. Hoewel je als lezer in het begin een beetje twijfelt of de personages niet vooral ten dienste staan van de grote vragen over de betekenis van het begrip ‘verraad’ in de Israëlische context, voel je aan het einde van het boek dat het toch vooral de personages zijn die overblijven in je hoofd. Je kunt hen voor je zien, bijna opgesloten in het huis, gekluisterd door hun tragiek, in een onmogelijk verlangen of in te veel littekens.

Het boek speelt zich af in Jeruzalem in 1959. De twintiger Sjmoeël Asj stopt met zijn studies. Hij moet eigenlijk stoppen omdat het bedrijf van zijn vader failliet is, waardoor er geen geld meer komt om zijn studies te betalen. Hij werkte aan een onderzoek naar de rol van Judas Iskariot in de dood van Jezus. In de christelijke traditie wordt Judas enkel gezien als een verrader, een verachtelijk personage dat zich liet leiden door geldgewin. Judas is in die traditie ook het symbool voor de ‘slechte’ Jood. Er is echter een heel andere lezing mogelijk van hetzelfde verhaal. In die lezing is Judas de enige echte gelovige. Hij geloofde, meer dan Jezus zelf, in diens grote taak en duwt hem zo als het ware naar het kruis, waar snel duidelijk zou worden dat Jezus de zoon van God is.

Sjmoeël stopt dus met die studie, wil eerst het land verlaten, maar wordt dan aangetrokken door een advertentie. Vroeger stond hij in vuur en vlam voor de grote socialistische idealen, ondertussen blijft daar nog weinig van over. In de advertentie wordt iemand gevraagd om in te komen wonen in een huis om daar een oudere man gezelschap te houden, en hij gaat erop in. De oude man is Gersjom Wald. Elke avond moet Sjmoeël in de bibliotheek van het huis van Wald met hem discussiëren, daarbij liefst zoveel mogelijk van mening verschillend. De vrouw die de advertentie plaatste en de zaken in het huis regelt, is de mooie Atalja Abarbanel. Zij brengt al meteen het hoofd van de jonge man op hol.

In de uitvoerige gesprekken over het conflict tussen de Israëli’s en de Arabieren gaat het er hevig aan toe. Wald was betrokken bij de stichting van de staat Israël en blijft die optie met nadruk verdedigen. Ze hebben het ook over Judas. Tijdens zijn verblijf neemt Sjmoeël zijn onderzoek naar de kijk op Judas in joodse geschriften weer op. Zijn hartslag wordt echter vooral bepaald door de mysterieuze Atalja. De oude man waarschuwt hem nog, dat hij niet – net als zijn voorgangers – verliefd mag worden op de vrouw, maar het is al te laat.

In de loop van het verhaal wordt het gewicht van twee afwezige personages groter. Er is de zoon van Gersjom Wald, die als soldaat sneuvelde. Hij volgde de ideeën van zijn vader niet zomaar, en was de man van Atalja. Haar vader, Sjealtiël Abarbanel, verdedigde in de periode van de stichting van Israël ideeën die diametraal tegenover die van Wald stonden, en werd daardoor binnen de zionistische beweging als een verrader beschouwd. De twee mannen en Atalja woonden lang in hetzelfde huis, tot Sjealtiël als een vereenzaamde man stierf.

Het verleden weegt op de personages. Met zijn ideeën stond Gersjom Wald aan de ‘goede’ kant, maar hij betaalde een zware prijs voor zijn overtuiging. Ondanks hun verschillen waren de twee mannen erg op elkaar gesteld. Dat er jonge mannen worden ingehuurd om met de oude man van mening te verschillen lijkt een beetje op een ritueel dat de eenzaamheid van het opgesloten zijn in een idee en van het verlies van een zoon een beetje moet verzachten. Atalja is door wat er gebeurde met haar man en met haar vader te zeer gekwetst om zich nog echt open te stellen voor een ander. Ze is zich goed bewust van haar aantrekkingskracht en geeft af en toe een beetje toe aan de verlangens van de jonge mannen, die echter onherroepelijk moeten vertrekken, telkens weer.

Sjmoeël is een kleurrijk personage dat op een dood spoor was beland, maar in het afgesloten huis, waar het leven zich vooral ’s nachts lijkt af te spelen, een plek lijkt te vinden. De oude en de jonge man raken erg aan elkaar gehecht. Hij botst op de muur van de uiteindelijk ondoorgrondelijke Atalja, bijna eens zo oud als hij is. De geheimen uit de levens van de bewoners van het huis zien het daglicht, maar zij lijken gedoemd in het duister te blijven. Het thema van het verraad slingert zich in allerlei varianten door hun verhalen.

Het boek trekt je als lezer snel in het verhaal. Maar eens je een eindje ver bent in het boek, heb je soms een beetje schrik dat de soms bladzijdenlange beschouwingen over de verschillende posities in het debat over de strategische vragen bij het ontstaan van de Israëlische staat en hun spiegelbeeld in de interpretaties over wie Judas werkelijk was het verhaal al te zeer zullen gaan ‘gebruiken’. Naarmate je verder leest, helt de balans toch naar de goede kant over. De (existentiële) vragen over wie de verrader is, en politieke en maatschappelijke gevolgen van de antwoorden op die vragen, zijn bijzonder boeiend. Maar uiteindelijk zie je toch vooral de personages die de littekens dragen van die vragen en de al te reële gevolgen ervan. Je ziet hoe drie personages in een gesloten ruimte aan elkaar zijn overgeleverd. Ze zoeken elkaar, maar dat lukt niet. De jonge man probeert te ontsnappen aan zijn eigen vastgelopen situatie van twijfel, maar zijn verlangen botst op de tijd. De tijd die de twee andere personages ergens in een verleden en in te veel verlies heeft verankerd. Het opvoeren van het spel van discussie en van aantrekking, als een ritueel, lijkt het enig haalbare. Dichter bij verlossing kunnen ze niet komen, meer troost is er niet.

Met Judas heeft Amos Oz uiteindelijk dus toch meer een roman dan een filosofisch of politiek traktaat geschreven. Het is te eenvoudig om het boek te lezen als de ‘opvoering’ van de twijfels van de auteur over wat Israël geworden is, en dat via enkele personages. Het is een heel goede roman, die je als lezer tot de laatste bladzijde meeneemt naar een verduisterde en afgesloten wereld, waarin gekwetste personages bewegen, onmogelijk te ontsnappen aan de ideeën die hen maakten of aan de kwetsuren die ze veroorzaakten.

Geen opmerkingen: