Welke verhalen dragen we onder onze huid? Kunnen de woorden je helpen om uit de marge van je eigen verhaal te komen? En de liefde? Wat weten we over de liefde? Over onvermogen en verlangen? En wat kunnen we daarvan uitspreken zonder dat de hemel neervalt? Het is er allemaal, in het wonderlijk mooie My Name is Lucy Barton (vertaald als Ik heet Lucy Barton) van de Amerikaanse schrijfster Elizabeth Strout.
Je zou het eigenlijk na de laatste bladzijde meteen opnieuw moeten kunnen lezen, om te zien hoe goed het is. Breekbaar, zonder sentimenteel te worden. Solide, zonder ooit kil te worden. Helder, in alles wat niet gezegd kan worden. Een boek over de liefde, onder meer tussen een dochter en haar moeder. Een boek over schaamte en schuld en twijfel. Een boek over schrijven, en het ene verhaal dat elke schrijver heeft. Een boek over de stilte tussen de woorden. Een boek over eenzaamheid en ontheemding. Een boek dat iets heeft van kristal, maar zonder enige vorm van glamour. Een boek over de omwegen van het praten over, omdat niet gezegd kan worden wat zou moeten gezegd worden.
Lucy Barton groeide op in een arm gezin. Ze leefden in de marge van de samenleving, mensen keken op hen neer. Binnen het gezin was er soms ook geweld. Oude trauma’s zochten hun uitweg. Lucy gaat studeren en komt zo in een heel nieuwe wereld terecht. Door haar afkomst mist ze allerlei culturele referenties. Ze zal zich altijd onzeker blijven voelen. Ze leert haar echtgenoot kennen, een zoon van een Duitse krijgsgevangene. Ze verhuist naar New York, en krijgt twee kinderen. Ze wil schrijfster worden. Jarenlang heeft ze geen contact met haar ouders.
Centraal in het boek staan enkele weken, ergens in de jaren 80. Lucy wordt opgenomen in het ziekenhuis om haar blindedarm te laten wegnemen. Nadien blijkt er iets fout te zijn, al vindt men niet wat het is. Ze moet nog enkele weken in het ziekenhuis blijven. Haar man ziet ze nauwelijks, haar kinderen soms. En ineens, totaal onverwacht, zit haar moeder naast haar bed. Ze zal vijf dagen blijven.
De gesprekken tussen moeder en dochter zijn als een dans, met omtrekkende bewegingen. Dat ze haar moeder weer terugziet, na zoveel jaar, doet Lucy erg veel. Soms wil ze alleen al maar de stem van haar moeder horen, eindeloos. Soms is ze weer dat kleine meisje van toen. De moeder vertelt de dorpsroddels uit de kleine gemeenschap waar ze vandaan komen. Via de verhalen over anderen worden er dingen gezegd, of eigenlijk enkel maar aangeraakt, over de verhalen die bewegen tussen moeder en dochter. Lucy probeert heel voorzichtig het gesprek te sturen naar die eigen verhalen. Misschien wil ze een klein beetje erkenning voor het feit dat ze een schrijfster geworden is. Misschien wil ze praten over het onuitgesproken geweld dat er in hun gezin was vroeger en dat haar heeft getekend. Misschien wil ze het hebben over de liefde. Maar het lukt niet echt. De verlangens ketsen af op de stilte. Af en toe zegt de moeder enkele zinnen waaruit blijkt dat ze haar dochter beter kent dan door Lucy gedacht. De kleine Lucy miste haar moeder vaak, en nu blijkt die moeder haar dochter ineens te vinden in het doolhof van de ziekenhuisgangen. De moeder suggereert dat er problemen aan zitten te komen in het huwelijk van Lucy.
Rondom die vijf dagen cirkelen nog heel wat andere verhalen, tot in het heden. Er is de schrijfster die Lucy ontmoet en die haar aanzet om door te gaan met haar schrijven. Die vrouw geeft haar vertrouwen. Ze legt haar uit dat elke schrijver in wezen maar één verhaal heeft. Er is de vriendelijke dokter in het ziekenhuis die elke dag komt en haar met veel warmte benadert. Er is een man in het appartementsgebouw die veel indruk maakt op Lucy. En hoewel ze vaak benadrukt dat het boek niet het verhaal van haar huwelijk is, is het dat uiteindelijk ook. Het is het verhaal van de relatie die Lucy met haar eigen kinderen heeft. Het is een verhaal van oorlogstrauma’s, en hoe die doorwerken.
Al die verhalen worden op een erg ingenieuze manier met elkaar verweven die tegelijk ook heel vanzelfsprekend lijkt. Dat komt door de vorm van het boek. Lucy Barton is de ik-vertelster. Het boek waar ze aan werkt en dat ze laat lezen aan die andere schrijfster is tegelijk ook (of toch gedeeltelijk) het boek dat wij als lezers lezen. Die constructie is complex, maar dat valt eigenlijk helemaal niet op. Er wordt verder subtiel geschoven tussen registers. Soms wordt er verteld als in een sprookje. Soms zijn er heel korte stukjes, als fragmentaire observaties, maar vol van betekenis. Soms wordt er verteld alleen vanuit het hoofd van Lucy. Die bijna onopvallende beweeglijkheid in de vorm trekt de aandacht niet naar zichzelf maar maakt in grote mate de kracht uit van het boek.
Dit erg mooie boek raakt veel vragen aan die cirkelen rond wat het is om een deel van een familie te zijn. Herinneringen werken door, kunnen misschien niet meer uitgesproken worden, zijn misschien weggeduwd in de plooi van de tijd. Mensen zoeken naar liefde en geborgenheid, en krijgen die soms, en soms ook niet. Mensen zoeken hun eigen stem en komen zo soms een beetje los uit de littekens van vroeger, en soms ook niet. Elizabeth Strout heeft met My Name is Lucy Barton die vragen op een erg mooie manier tot een boek gemaakt waarvan je bij het lezen en herlezen steeds meer de kristalheldere kwaliteit ziet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten