En ondanks alles, ondanks alle verwarring in de wereld, en zo, zijn er ook andere momenten.
Vandaag zal ze trouwen. Dat wist je al lang. Je was dus voorbereid.
En toch.
Je merkte het al, de vorige dagen. Dat het je week maakte. Of zoiets.
Eigenlijk alleen omdat je blij bent voor haar.
Omdat je zo graag wilt dat alles goed zal gaan voor haar.
En dan ineens, is het nu.
Nu dus, vandaag.
Het is echt. En zo.
Je staat zenuwachtig te wachten.
Heb je wel je beste gezicht opgezet?
Had je niet nog iets moeten proberen te redden, iets waardoor je jonger zou zijn, of mooier, of minder lelijk? Of zoiets.
Zo zal het moeten zijn, en het is goed zo.
(Je kunt wel wat Bach gebruiken, in deze dagen, denk je.)
En daar is ze.
Alles is echt. Iedereen is groot. Je voelt je klein en verlegen.
En je wilt een beetje onnozel doen, een klein beetje maar.
Omdat je eigenlijk zelf een beetje in de war bent. Omdat het je zoveel doet.
Even, terwijl jullie naar binnen lopen, naar de zaal waar het zal gebeuren, zie je alles, in een flits.
Iets over de weg die jullie als vrienden zijn gegaan, om het een beetje pompeus te zeggen.
Je ziet het allemaal, in die paar meter stappen.
Je weet niet goed hoe het zit. Het is tegelijk iets dat doorloopt, en iets dat verandert.
Iets verandert niet, en zal gewoon doorlopen, zoals het altijd al was, en zoals het zal blijven.
En iets is anders. Iets wordt afgesloten, terwijl iets anders begint.
En even ben je bang voor dat afsluiten, eigenlijk alleen omdat je wilt dat het zo is, en dat je hoopt dat het zo is, dat afsluiten. Of zoiets. (En dat je tegelijk ook niet weet wat dat is, dat gelukverdriet dat je in een flits voelt.)
Zoals je soms niet kunt geloven dat je het weerloze in je handen draagt, net omdat je het weerloze in je handen draagt.
Dus allemaal in die paar meter.
Ze zitten even. Ze wachten nog. Ze moeten rechtstaan nu.
Je bent blij, en trots, en alles. En heel verlegen.
Ze zeggen ja. En je kunt alleen snotteren.
(Je bent een watje, definitely. Je bent zo blij voor haar.)
Je weet niet goed hoe dat moet, deftig en onnozel zijn tegelijk. (Of misschien weet je dat wel.)
Je verbergt het, maar je blijft snotteren.
Je mag haar eindelijk feliciteren. Je bent onhandig. Je gaat even door haar haar, en dat mag natuurlijk niet. Daarom doe je het. Iets moet dwars zijn, denk je, zodat het echter wordt.
Later blijf je nog lang staan kijken.
Het is goed.
Je loopt traag naar huis. Mooi rechtop. En je denkt: ik ben zo oud als ik ben. En je denkt nog iets, maar je zegt het niet hardop in je hoofd.
En straks is er het feest. (Waarschijnlijk zul je nog steeds onhandig zijn. Ze zal het wel niet erg vinden, ze kent je wel.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten