30 oktober 2016

Mag ik

‘Mag ik binnenkomen?’
‘Ja, kom maar, natuurlijk.’
‘Ik blijf nog even rechtstaan.’
‘Je doet maar. En als je wilt zitten, er is plaats genoeg. Alles is goed.’
‘Waarom zeg je dat altijd?’
‘Wat?’
‘Dat alles goed is?’
‘Gewoon.’
‘Je moet niet alles goed vinden, je moet tegen mij ingaan.’
‘Alsof ik dat niet weet.’
‘Heeft iemand jou ooit al gezegd dat je koppig bent?’
‘Goh… nee, natuurlijk niet.’
‘Onnozelaar.’
‘Ga je nu nog komen zitten, of wat?’
‘Even nog. Ik moet doen alsof ik dit lang kan volhouden.’
‘Ik wacht nog even met het eten dan.’
‘Dat zou ik niet doen.’
‘Heb je het koud?’
‘Ja, eigenlijk wel. Ik kan niet tegen de koude.’
‘Ik weet het. Ik heb speciaal de verwarming wat hoger gezet.’
‘Waarom ben jij zo rustig altijd?’
‘Ik doe maar alsof. Soms. Meestal niet.’
‘Het ruikt lekker.’
‘Je mag ook toegeven dat je honger hebt.’
‘Goed, ik kom erbij zitten.’
‘Eindelijk.’
‘Wat heb je nog gedaan vandaag?’
‘Werken en lezen. Ik moest eigenlijk ook nog poetsen, maar dat zal voor overmorgen zijn.’
‘Je weet dat nu al? Ja, natuurlijk weet je dat nu al.’
‘Ik vond vanmiddag nog een brief terug die ik aan je had geschreven, maar nooit verzonden heb.’
‘Is dat die brief? Mag ik hem lezen?’
‘Straks misschien, als je dat zou willen.’
‘Ja. Toch wel. Als het mag. Al is het waarschijnlijk al te laat voor alles.’
‘Ik denk het niet. Je was nog in mijn droom vorige nacht, dus niet.’
‘Was het een mooie droom?’
‘Ja, eigenlijk wel.’
‘Kun je er iets over vertellen?’
‘Niet veel, of het wordt een beetje gênant. Maar om een of andere reden durfden we niet, of niet lang in elkaars ogen kijken.’
‘Hoe kwam dat?’
‘Ik weet het niet. Schaamte, denk ik.’
‘Jij hoeft je toch niet te schamen?’
‘Nee? Heb je mij al eens goed bekeken?’
‘Ja, eigenlijk wel, dat heb ik al eens goed gedaan.’
‘En het resultaat daarvan kennen we ook, haha.’
‘Weet je, dat is echt niet waar. Je moet niet altijd denken dat alles aan jou ligt. Weinig eigenlijk.’
‘In elk geval, het was wel een mooie droom.’
‘Dan is het goed. Goed te weten dat jouw droom beter was dan de mijne.’
‘Weer een slechte nacht?’
‘Ja, wat dacht je?’
‘Waarom belde je niet dan?’
‘Dat doe ik toch niet, dat weet je.’
‘Ik wacht op het moment dat.’
‘Ik denk het niet. Het is heel lekker trouwens.’
‘Nog wat wijn?’
‘Ja, doe maar.’
‘Ga je dan verhalen vertellen?’
‘Misschien.’
‘Ik wacht.’

Geen opmerkingen: