16 oktober 2016

Orphée

Hoe kom je traag de kamer binnen? Hoe zou je jezelf daar weer terugvinden?

In de muziek is het alsof je elke keer opnieuw binnenkomt. En misschien is het wel zo. Elke keer opnieuw proberen. Elke keer een kans om niet weg te lopen.

Misschien kun je de deuken uit je lichaam duwen. Misschien kun je verbinden wat onderbroken lijkt. Misschien kun je zacht maken wat het nooit was.

Als een adem die ergens uit de diepte komt, en dan weer gaat liggen. Er is veel herfst. Er zijn die woorden op de achtergrond.

Iemand zei je dat het tijd is. Je weet niet goed hoe dat moet. Misschien ligt het binnen handbereik, misschien ook niet.

Rustig klopt dat hart, denk je.

Je wou iets zeggen over missen. Je fluisterde het. Tijdens het schoonmaken nog wel.

Even vooruit lijken te gaan, en dan weer een stap terug.

Soms zijn de gedachten ver weg in je hoofd. Drijven ze van je weg? Of wachten ze?

IJle, zwijgende klanken. Kunnen klanken zwijgen? Deze wel. Of is zwijgen niets zeggen?

Je denkt aan dat verhaal, over de onderwereld.

De wind komt voorzichtig dichterbij. De wind zou je kunnen aanraken. Je aarzelt. De wind stelt je gerust.

Je zou willen dat je lichaam in de rust zinkt. Er is nog te veel napijn, denk je. Het maakt je opstandig. Maar ook dat gaat over.

Fragment. Een eerste. Iemand die traag stapt. Niet weet waar het evenwicht is, maar dat voelt tijdens het stappen.

Je hoorde woorden in je hoofd. Een stem, en hoe die zou klinken.

Iets is aan het veranderen. Sommige klanken zijn gerafeld. Misschien hadden ze littekens, maar dat geeft niet. Er is die ene melodie. Je zou iets mogen verlangen, misschien.

Misschien had je net te lang en te veel gewerkt. Maar toch kwam je dicht bij de melancholie van het einde van de middag.

Je ziet haar dansen. Een beetje aarzelend nog. Zoekend nog, niet wetend of de benen alles zullen doen. En dan een voorzichtige overgave, met telkens net dat ene moment van wachten. En daarna uitademen, in de dans. Maar de woorden zijn er ook, weer onverstaanbaar.

Het zou kunnen dat dingen veranderen. Maar je hoofd lijkt nog elders, misschien nog lang.

Nog een fragment. Is er een stil onweer ergens? Zijn het de golven? Zijn het stenen die vallen?

En wat doe je met de verhalen? En de rituelen?

Volgens de titel is het een brandende berg. Misschien is het ingedikt onheil. Misschien komt iemand traag naar je toe, met een boodschap. Misschien sluiten de ogen zich.

De brief is daar, die heb je nooit teruggehaald.

Licht en schaduw. Op de tast kun je ook vooruit gaan. Breekbaarder. 

En je had ook nog willen lezen. Dat boek wacht te lang, het roept je. Het was niet zo.

De nacht lijkt vrij. Iets kun je uit handen geven. De nacht kan de woorden omvatten.

Misschien heb je niets verloren. Misschien was het verdriet als een vraag aan de herfst.

Iemand is op weg. Misschien verdwaald. Misschien heeft hij iemand achtergelaten, onderweg naar boven.

Misschien moet je iets vragen aan de nacht. Misschien is er iets met de tintelingen in je handen.

En dan zijn de stemmen daar. Ten slotte. Je zou ze kunnen zien, je zou ze kunnen aanraken. Je doet het niet. Je zou kunnen verdwijnen in hoe ze zich uit handen gaven. De stemmen gaan niet weg, ze blijven daar, buigen het hoofd. Ook al is de nacht kil. Het is niet in rust dat ze zich neerleggen.

Geen opmerkingen: