24 juli 2017

Het museum van oorlog

Hoe moet je de essentie van de oorlog vatten? Moet je de voorwerpen laten zien? Moet je de doden tonen? Moet je de verhalen verzamelen? Moet je de chaos proberen weer te geven? Moet je de dingen zeggen die niet mogen gezegd worden of die sommigen willen doen verdwijnen? Moet je de taal zelf laten wervelen en soms uiteenspatten? Moet je eindeloos opnieuw beginnen en herhalen, telkens een klein beetje anders, met telkens weer een ander aspect, om zo dichter bij de waarheid te komen? Die vragen zeggen iets over het indrukwekkende Het museum van oorlog van de Italiaanse schrijver Claudio Magris. Het is een overrompelende roman, die je soms vermoeit, doet duizelen, in de war brengt, en even vaak verrast met fonkelende zinnen. Het is een ambitieus boek, niet altijd gemakkelijk. Maar als je je eraan overgeeft, en blijft lezen, kom je er na de laatste bladzijde anders uit dan hoe je eraan begon. Het is alsof je de oorlog hebt gezien, in zijn chaotische complexiteit. Het is alsof je Europa hebt gezien. En het is alsof je hebt gezien waartoe verhalen in staat zijn.

Het verhaal speelt zich af in de Italiaanse stad Triëst, ten oosten van Venetië, nabij de grens met Slovenië. De stad is altijd een plek geweest met verschillende culturele groepen, die in de loop van de geschiedenis heen en weer schoof tussen de grenzen. In die zin is het ook een beetje Europa in het klein, met alle littekens en trauma’s en ook de verlangens die erbij horen. Het is ook de woonplaats van de auteur. Als je het boek leest, lijkt het een heel universum, waar de tektonische platen van de Europese geschiedenis tegen elkaar wrijven.

Het boek is fictie, maar is min of meer gebaseerd op historische feiten. Er was een man in Triëst die op enigszins maniakale wijze bezig was wapens uit allerlei oorlogen te verzamelen om zo de wereldvrede een beetje dichterbij te brengen. Die man is overleden, na een brand in zijn eigen museum. Ondertussen heeft men in Triëst een echt museum gemaakt op basis van de verzameling van die man.

Dat gegeven heeft Magris gebruikt om er zijn roman mee te maken. Het verhaal van die man wordt verweven met het verhaal van Luisa. Zij is na zijn dood aangesteld als een soort curator-erfgenaam. Ze werkt verder aan wat het museum zal worden en worstelt zich daartoe door wat er nog overgebleven is na een brand waarin de man, die telkens tussen zijn collectie in een doodskist ging slapen, omkwam.

De vorm van de roman is even veelkleurig en gefragmenteerd als de stad zelf. Als lezer kijk je vooral mee door de ogen van Luisa. Zij probeert de puzzelstukken samen te leggen, en werkt zo verder waar de man (naamloos in het boek) stopte. Je krijgt verhalen over specifieke stukken in het museum. Er zijn fascinerende, zich telkens bijstellende, verhalen over helden (zoals een soldaat in het Duitse leger die weigerde een Pools gezin te executeren en daarvoor zelf werd terechtgesteld). Verhalen die blijven zoeken, verder en verder, om iets van de waarheid te onthullen, en zich tegelijk bezinnen over de waarde van die waarheid.

Een cruciaal onderdeel van het hele verhaal is hoe de stad met haar oorlogsverleden omgaat. Bij het einde van de oorlog was er een enorme chaos in de stad. Allerlei groepen vochten met elkaar, velen bleken erg ‘flexibel’ in hun posities. De stad werd inzet van het schaakspel tussen de overwinnaars van de oorlog (en kwam uiteindelijk pas lang na de oorlog officieel bij Italië). Een spil in dat alles is het Duitse concentratiekamp in de stad. In dat kamp kwamen duizenden Joden en verzetsstrijders om het leven, en van daar werden velen gedeporteerd naar Auschwitz. Het gerucht gaat dat op de muren van dat gebouw namen gekrast zijn, door de gevangenen. Het zou niet alleen gaan over de mensen die er zijn gestorven of weggevoerd, maar ook over de verklikkers en de collaborateurs. De man van het museum zou die namen in zijn schriftjes hebben verzameld, maar waarschijnlijk zijn die grotendeels vernield bij de brand.

Het verhaal over het museum en de brand is zo ook een verhaal over hoe we omgaan met de duistere bladzijden uit een verleden. Met zijn boek neemt Magris via de literaire omweg een heel duidelijke positie in tegenover de soepelheid waarmee velen in zijn stad liever niet willen herinnerd worden aan wat er werkelijk gebeurde. De literatuur kan wat het museum ook beoogde: een plek worden tegen het vergeten.

Als lezer zie je hoe Luisa het werk van de man probeert te voltooien. Daarbij krijg je ook haar levensgeschiedenis mee. Zij is de dochter van een joodse vrouw en een zwarte Amerikaanse soldaat. Verhalen over joodse families die bijna helemaal verdwenen zijn, oude verhalen over zwarte slaven en nieuwere verhalen over de tweederangsrol die zwarten nog spelen op dat moment van de geschiedenis, ze worden met elkaar verbonden. Je voelt de gelijkenissen. En elk verhaal voegt iets toe aan het indrukwekkende web van verhalen en beelden.

Het is niet eenvoudig dit boek te vatten in enkele zinnen. Het is een complex kluwen van vormen en verhalen. Het overrompelt en verstoort, het doet je soms een beetje verdwalen. Soms lijken beschrijvingen eindeloos door te gaan, maar dat is niet zo. Het gaat dan veeleer om een uitgebreide poging om dichter bij een waarheid te komen, door telkens opnieuw van een andere kant te beginnen, en niet op te geven. De omvang van het boek heeft ook iets van dat niet opgeven. Als je je als lezer uit handen geeft aan het stuwende ritme van het boek zie je iets van de chaotische wervelwind die de oorlog kan zijn, in een stad van de grens, in Europa. Je voelt de verontwaardiging van de auteur pulseren over het laffe vergeten van een gruwelijke geschiedenis.

De vorm van het boek is soms een beetje ‘veel’, maar tegelijk word je dan weer heel vaak verrast door de contrasten. Aangrijpende verhalen, sterke en soms apocalyptische beelden, zinnen die ineens oplichten. Gaandeweg merk je dat het boek ook over de liefde gaat. Zo is het persoonlijk liefdesverhaal van Luisa, aan het einde van het boek, heel aangrijpend. Het brengt het zinderende boek in een heel mooie balans.

Claudio Magris heeft met Het museum van oorlog een heel bijzonder boek geschreven. Het is geen boek dat zich gemakkelijk geeft. Je moet jezelf als lezer willen geven om het te kunnen ontdekken. Maar dat is alleszins meer dan de moeite.

Geen opmerkingen: