Misschien is het goed af en toe terug te keren, je te laten terugroepen. Misschien is terug niet het goede woord.
Het hoort bij de zomer, bij deze weken. Dan komen de verhalen altijd wel weer terug. Het verrast je een beetje, en het is ook goed.
De verhalen van die ziekte. Toen.
Je stelt vast dat je erover zit te vertellen. Een mooie zaterdagavond. Een avond met mensen die een grote plaats in je hart hebben. Een avond met ook ergens een lichte sluier van verdriet. En handen die machteloos lijken.
Je vertelt erover, nadat die jongen ernaar vroeg. Even ben je in de war. Even moet je het verhaal ergens in je hoofd gaan zoeken. Even ben je bang dat het er niet meer is, dat je er zomaar voorbij gegroeid zou zijn. Iemand zou je zeggen dat dat niet zo erg is. Jij zou je schuldig voelen waarschijnlijk. Het is moeilijk uit te leggen waarom, waarschijnlijk.
Omdat je ervoor gekozen had, onder andere. Om altijd lid te blijven van de familie. Dat voelde je toen. Hoe gewichtig het ook klinkt, en hoe klein het ook in werkelijkheid is, je wou blijven leven, het leven eren, voor die mensen die het niet haalden. (Terwijl je het schrijft, voel je de tranen. Het is goed dat ze er zijn.)
En terwijl je praat, voel je dat het nooit verdwenen is, dat iets er altijd zal zijn. Misschien was je zomaar dicht bij de rand van het leven gekomen, zou je je later realiseren. Je hebt veel geluk gehad, zei je altijd, en zo is het.
Misschien merkt ze het niet, terwijl je je verhaal doet, hoe je haar verlegen aankijkt, tussendoor. Misschien wil je haar iets vertellen over de rusteloosheid die je soms, zomaar, kan overvallen. Iets in je zegt je tegelijk dat je je niet moet verontschuldigen voor jezelf. Je littekens zijn een deel van je huid geworden. Als een kleine golf in de zee. Ze zijn aanraakbaar, net als jij.
Het gaat nooit over, denk je. (En het blijft bewegen, ook. Zoals de seizoenen, misschien.)
(Het telkens opnieuw erover praten, het telkens opnieuw schrijven van het verhaal. Het is een ritueel, denk je. Waarschijnlijk vervelend voor de anderen. Voor jou is het goed, al is het al maar om te zien hoe de woorden langzaam veranderden, doorheen de jaren. Hoe ze bleven en veranderden tegelijk, dus.)
Je vertelt het, denk je, iets forser of dapperder dan het voelt vanbinnen. Het blijft moeilijk om te vertellen over die bijzondere man die bij je was, op alle moeilijke momenten. Waarschijnlijk dank je je leven aan hem, en het lukte hem niet om in het leven te blijven. Het is goed, dat je kunt vertellen over hem. Je hebt het aan het leven beloofd.
Soms blijf je bang, van het geschenk dat dat verdere leven zomaar is. Dat het in je handen ligt, een beetje toch. Dat je het te koesteren hebt, voor zover dat in jouw macht ligt. Je kunt telkens zo’n nazinnetje toevoegen, alsof het daardoor minder kwetsbaar klinkt. Je bent een beetje bang, soms, van dat geschenk. Zoals je een beetje bang bent van de liefde, soms.
Je vertelt het verhaal nog eens van die schuldsaldoverzekering die je eerst niet kreeg. Hoe het voelde, die boodschap van een of andere anonieme instantie die je zei dat je altijd ‘toen’ zou zijn, nooit ‘nu’, en dus ook nooit ‘morgen’. Wat je ook deed om te bewijzen dat je het misschien wel goed had verzorgd, dat geschenk, dat leven dat langer mocht duren. Wat je ook deed, het maakte niet uit. (Je gaat nog eens kijken naar de brief die je toen kreeg, waarin stond dat een T3N1M0 steeds geweigerd wordt. Het blijft je rillingen geven, die brief lezen… De jongen vroeg wat dat was, een tumor. Jij zei dat het een wrat op een stokje was bij jou. Die woorden lijken nog altijd meer een deel van je lichaam dan wanneer je leest dat een T3N1M0 geen verzekering krijgt. Het was toch eigenlijk de bedoeling, trouwens, dat jij de verzekering kreeg en niet die tumor, die, trouwens, uit jouw lijf is weggeknipt, toch?) Het doet je meer pijn dan je verwacht had, om dat verhaal opnieuw te vertellen. Misschien merken ze het niet.
Laten we het geschenk van het leven eren. Je had het nog moeten zeggen, denk je later die avond. Misschien ging het verloren in die sluier.
De dag daarna in de krant lees je een artikel over hoe het niet klopt, dat telkens weer maar herhalen dat je moet ‘vechten’ tegen kanker. Je bent blij met wat er staat, het is goed dat het nog eens gezegd wordt.
En zoals elk jaar, tegen eind juli, denk je dat de verhalen nog eens zullen terugkomen ergens tegen half augustus. En ook dat zal goed zijn. Misschien zijn het rituelen, misschien is het het leven zelf. Het gaat nooit over, het blijft, en het beweegt, allemaal.
Het leeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten