‘Laten we hier gewoon nog even gaan zitten, goed?’
‘Zag je die mensen kijken?’
‘Jaloers ja, dat waren ze.’
‘Zo is dat.’
‘Dankjewel, het was mooi.’
‘Het is bijzonder, met jou dansen. Soms is het alsof je zindert. Maar dat kan ik niet uitleggen.’
‘Het klinkt alleszins goed. Even naar mezelf kijken, of ik het ook zie.’
‘Ik heb al de hele dag heel veel dorst. Uitgestelde dorst, van gisteren.’
‘Je was wel grappig. En eigenlijk ook best wel een beetje soepel, en dat voor een oude man.’
‘Als jij het zegt.’
‘Ik kan natuurlijk nooit een oude man zijn, dat is al handig. En oude vrouwen zien er sowieso altijd beter uit. Volgens jou toch.’
‘Ik wou je nog zoveel vertellen gisteren. Maar het lukte niet echt.’
‘Ben je weer bang dat je het niet goed hebt uitgelegd?’
‘Misschien.’
‘Dat is niet nodig.’
‘Als je nog eens bij me bent, wil ik dat ene verhaal nog wel eens vertellen, maar dan met de foto’s erbij. Ik zou graag willen horen hoe jij die foto’s ziet. Ik zie ze door mijn ogen, en het is goed dat ze ook door andere ogen worden gezien.’
‘Dat wil ik heel graag doen.’
‘Gisteren zag ik het weer, dat jij zoveel gezichten hebt. Ik bedoel dat niet verkeerd. Ze kunnen ineens veranderen. Zoals na die rug. Dat had je moeten zien, eigenlijk. Hoe je gezicht helemaal veranderde. Ik zag ineens allerlei dingen bewegen.’
‘En jij denkt dus dat er alleen bij mij iets veranderde?’
‘Nee, natuurlijk niet. Ja, waarschijnlijk wel, tot nu toe.’
‘Je blijft jezelf onderschatten, dat is wel duidelijk. En ook wel grappig.’
‘Grappig wil ik wel zijn, dat is al iets.’
‘Je hebt goede handen. Ik wist het altijd al.’
‘Had je het gezien?’
‘Ja.’
‘Misschien geloof ik je wel.’
‘En ik zie ook hoe je naar me kijkt. Voor als je daaraan twijfelde.’
‘Officieel twijfelde ik niet.’
‘Zoals er nog meer dingen zijn die jij officieel niet doet.’
‘Ik kan echt niets meer verbergen.’
‘Nee, wen er maar aan. Haha.’
‘Kijk, de regen is gekomen. Zullen we nog wat dansen, in de regen?’
‘Nee, nog even wachten. Ik wil liever hier nog even zitten zo. Hier in dit hoekje is het stil en veilig.’
‘Weet je, ik kan het niet zo goed uitleggen, maar je verbaast me elke keer weer. Er is altijd iets dat je zegt of doet dat me verrast. Het is een beetje zoals wanneer je domino speelt, en dat je elke keer een blokje erbij legt. En zo ontstaat een grote figuur.’
‘Dat is wel een mooi beeld.’
‘Ik herinner me nog goed het houten doosje met de dominoblokjes bij mijn grootouders. Ik kan nu nog in mijn vingers voelen hoe die zwarte houten blokjes aanvoelden.’
‘Ben je niet bang dat de blokjes snel op zullen zijn? En weet je al niet welke figuur je eigenlijk zou willen zien ontstaan?’
‘Nee, integendeel.’
‘Jij zegt dat altijd, en dan stelt me dat gerust. Voor even toch. Ik zou graag hebben dat je blijft kijken naar mij. Mag dat?’
‘Ja, natuurlijk. Het zal ook niet zo moeilijk zijn, denk ik.’
‘Dit lijkt me nu wel een voorbeeld van perronromantiek.’
‘Ongetwijfeld.’
‘Misschien moeten we toch maar even dansen in de regen. Dat zul jij wel zien zitten, denk ik.’
‘Dat wist je dus ook?’
‘Ja, natuurlijk. Wat dacht je.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten