‘Ik ben blij dat je nog even met me mee bent gegaan.’
‘Ja? Was je niet boos op me?’
‘Daarvoor is het leven te kort.’
‘Ik zal het niet hardop zeggen, maar eigenlijk vond ik het wel fijn dat ik je tegenkwam.’
‘Ja? Ik vroeg het me af.’
‘Ik doe altijd mijn best om niet te laten merken wat ik denk.’
‘Maar ik ken je al langer dan vandaag natuurlijk.’
‘Jij hebt me altijd gekend. Misschien was dat het probleem wel.’
‘Weet je, ik heb je stem gemist. Je stem deed me altijd wel iets. Ook voor middernacht.’
‘Ik geloof er nog steeds niets van.’
‘Toch is het zo.’
‘Ik denk dat het goed gaat met jou. Er is iets aan je veranderd. Op een of andere manier ben je rustiger in jezelf of zo.’
‘Ja? Daar moet ik even over nadenken. Misschien heb je wel gelijk.’
‘Eigenlijk zou je kwaad moeten zijn op mij.’
‘Misschien wel, maar wat zou het uitmaken?
‘Ik zou het verdienen.’
‘En jij? Ben je gelukkig?’
‘Die vraag is te groot voor mij. Ik kan ze niet stellen aan mezelf.’
‘Misschien loop je te graag?’
‘Met deze knieën?’
‘Je weet wel wat ik bedoel.’
‘Het is veiliger zo.’
‘Je moet me nog altijd dat ene verhaal vertellen.’
‘Ik weet het. Misschien doe ik dat wel nooit.’
‘Ik blijf wachten.’
‘Hoe is het met het huis? En de gebakken aardappeltjes?’
‘Allebei goed. Grappig dat je dat nog weet.’
‘Natuurlijk, hoe zou ik dat kunnen vergeten?’
‘En de data staan ook nog in mijn agenda. Al weet ik eigenlijk niet goed waarom. Misschien wil ik soms te veel herinneringen ergens in de buurt houden. Niet dat ik ze niet kan loslaten, ik wil gewoon dat ze ergens zijn waar ik ze kan terugvinden.’
‘Je zult het niet geloven, maar ik herinner me heel veel van jou. Ik zal het nooit publiek toegeven, zeker niet vroeg op de avond, maar ik denk vaak terug aan dingen die je zei.’
‘Dat voelt goed. Op een of andere manier is het belangrijk dat die woorden nog ergens zijn.’
‘En je bent niet saai. Zet dat maar uit je hoofd. Je bent anders.’
‘Ik denk dat ik te saai was voor jou. Ik weet het wel zeker eigenlijk. Maar dat is niet erg. Dat zegt ook iets over jou, over wat jij zoekt. En dat is prima waarschijnlijk.’
‘Je kijkt nog altijd op dezelfde manier naar me. Dat klinkt een beetje verkeerd, maar ik bedoel het goed. Het maakte me soms een beetje bang. Hoe je keek. Het was alsof je alles zag. En ik wou dat, en ik liep ervan weg.’
‘Tegelijk was ik erg in de war. Misschien is dat veranderd, de voorbije tijd. Dat ik mezelf beter zie. Wat de tijd in mijn huid heeft geschreven, ik denk dat ik het beter zie, en ook beter aanvaard.’
‘Je was wel een volhouder. Daar was ik niet op voorbereid. En je bent altijd ook grappig geweest. Dat mis ik wel.’
‘En jij zag meteen de dingen in wat ik vertelde. Soms eerder dan ik ze zelf zag.’
‘Ik moet bijna weer vertrekken.’
‘Ik zou kunnen vragen of je nooit zin hebt om te blijven. Ergens.’
‘Maar je vraagt het niet.’
‘Ik denk het alleen maar.’
‘Ik weet dat ik je verdriet gedaan heb.’
‘Ja, dat is zo. Maar we zijn nu hier. En de rest is voor later.’
‘Waar zullen we elkaar de volgende keer tegenkomen?’
‘Dit keer is het aan jou om het te regelen met de kosmos. Of met een telefoontje.’
‘De kosmos dus.’
‘Waarschijnlijk.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten