Het woord zit al dagen in je hoofd. Of het iets waar dat woord voor
staat. En eigenlijk misschien niet zozeer in je hoofd alleen.
Het pianoverlangen beweegt in heel je lichaam. Al dagen. Misschien is het je lichaam.
Die nieuwe piano. Nee, die oude piano. Die terug een beetje nieuw is.
Je kijkt ernaar. Je vingers zoeken, tasten. Je vingers raken de piano aan. De piano glimlacht.
(Misschien
is het verlangen naar de piano een verlangen naar tijd, naar traagheid,
naar alleen maar piano, en de ruimte die zo zou ontstaan, als een wak
in de tijd.)
De toetsen bewegen anders. Alsof ze iets hebben teruggevonden. Alsof ze helemaal terug in het moment zijn.
Je speelt traag en voorzichtig. Iets verandert in jezelf, alleen daardoor.
(Dag
na dag, hollen van hier naar ginder. Die grote beweging slokt je op.
Het heeft niet veel zin je ertegen te verzetten. Mee met de stroom is de
beste beweging. En toch. Al die tijd is er het verlangen.
Woordverlangen. Ergens in je lichaam zie je hoe het is. Zitten op die
stoel. De woorden aanraken, en kijken hoe ze de schaduwen aangeven
waardoor het pianoverlangen aanraakbaar zou kunnen worden.)
In de klank hoor je oud en wijs.
Soms
klinkt in je lichaam iets dat ouder is dan jezelf. Soms zijn je toetsen
jong en veerkrachtig, in het moment. Het voelt veilig, de tijd te
voelen die verder gaat dan tot waar je lichaam komt.
(Hoeveel verlangens zouden er huizen in het pianoverlangen?)
Je
kijkt naar de partituur, je ziet de muziek. Je ziet een droom. Je ziet
waar je zou kunnen zijn, aan de andere kant van het verlangen.
De
piano staat daar zo rustig en soeverein in de kamer. (Een tijdje
geleden leek hij nog vermoeid en gehavend. Nu draagt hij de tijd met
trots.)
Het is een woord waar je naar verlangt en waar
je schrik van hebt. Misschien heeft het pianoverlangen iets te maken met
geheeld worden.
(Als de dagen voorbij hollen, voel je
de afstand tot de woorden, als pijn, in heel je lichaam. En terwijl je
traag verdwijnt in de woorden, in hun ritme, in het materiaal waarin ze
zijn, wordt je huid zachter. Misschien is pianoverlangen een
zachthuidverlangen.)
Hoe zou je het moeten uitleggen aan iemand die je lief is, wat het is? (Misschien zou ze het zo al begrijpen.)
(Hoe traag zou je kunnen dansen. En hoe je zou samenvallen met jezelf. En hoe veilig het daar zou zijn.)
Gewoon daar zitten, kijken naar de toetsen. Eindeloos. Als naar elke plek.
(Hoe
je de andere dag zat te vertellen aan die twee vrouwen. Over de zee. En
de kinderen. En hoe je nadien voelde hoe het gesprek je zachter had
gemaakt.)
Er zijn ook woorden in je huid geschreven. Ze kunnen leesbaar zijn.
En
dezelfde angst die je voelt, tegenover het boek dat je nooit zult
schrijven, denk je. Als je echt zou spelen, hier, urenlang, dagenlang,
dan zou je misschien over die lijn heen kunnen. De lijn die door je
lichaam loopt.
En je kijkt naar de piano. En je zou
willen dat je zus hier is, dat zij zou spelen. Je zou kijken naar haar.
En naar de tijd die jullie delen. En naar de woorden.
Misschien heeft de piano alle tijd, voor jou.
Misschien
vindt de piano het niet zo erg dat je niet zo heel goed weet wat je met
je handen moet doen. Om te vertellen over het pianoverlangen.
In
je hoofd is er een tijd die weldra komt. Je bent bezig iets achter te
laten, een oude huid. Op een of andere manier zie je die plek, al zou je
ze niet kunnen beschrijven.
(Er zijn mensen die beter dan jijzelf weten waarover je het hebt.)
En hoe je traag door het huis gaat, hoe je stem zich heeft teruggetrokken in zichzelf, hoe de dag zich neerlegt.
Misschien mag je erop vertrouwen dat de piano blijft.
(Je
hoort iemand piano spelen. De kunst van de fuga. Hoe helder het is
allemaal, hoe ze het speelt. Als het kon, zou je naast haar staan, om te
kijken, alleen maar kijken.)
Hoe je weer even thuis was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten