24 maart 2019

En ook frangipane

In stukjes doorwerken aan een tekst. Het ritme in de tekst zoeken. In de hoop dat dit gaat ademen, als de getijden. Iets over stilte.

De tekst legt zich neer. De tekst mag uit je handen verdwijnen, om een weg te zoeken.

(Nadien komen er mooie woorden terug naar jou. Ze ontroeren je.)

(Misschien was dat een verlangen. Niet meer alle dingen door elkaar, maar na elkaar kunnen doen. De plek in je hoofd die zich zo laat zien.)

Je zit tussen de mensen in de zaal. Je lijkt bijna de jongste. Je weet nooit helemaal zeker hoe je dat moet doen, buur zijn, in zo’n vergadering. Na lang aarzelen zeg je toch maar iets over het aircodebat. Ze vinden het goed blijkbaar. (Misschien ben je gewoon iemand van het huis geworden.)

Een late afwas. (Het is belangrijk om de dag met een leeg aanrecht te beginnen. Zal ongetwijfeld ook een of andere oeroude religieuze wijsheid zijn.)

(Je lichaam beweegt in twee ruimtes, denk je soms. Er is de weg van de dingen die zich voordoen. Er is de eigen weg, los van de dingen. Je kunt ze allebei bekijken, een beetje.)

Zoveel licht. Er is zoveel licht in de dag. ’s Morgens al bij het opstaan. (Soms denk je dat je je vergist, dat de kosmos een grap met je uithaalt, en het licht weer terug zal komen halen.)

(Je denkt nog na over die tekst. De taal met al die beelden is voor jou een gewone taal, denk je. Het maakt de dingen breder, met meer adem, denk je. Het zou ervoor kunnen zorgen dat je huid dingen ziet, die anders enkel in het hoofd zouden waargenomen worden, denk je. Of eigenlijk hoop je al die dingen. Maar misschien is het helemaal anders voor anderen. Misschien mag je de tekst gewoon laten bewegen, is dat genoeg.)

Iemand stelt je terecht een ingewikkelde vraag.

Je zou stilaan het menu moeten klaar hebben, denk je.

Het zal een frangipanetaart worden, daarmee begint het. (De rest van het menu zal wel volgen.)

In een vergadering. Woorden zoeken die een lijn lijken aan te geven. (Hoe werkt dat eigenlijk? Waarom wil je dat zo graag?)

Een mooi telefoongesprek dat je dankbaar maakt.

(Waar komen de woorden vandaan?)

Het menu is bijna rond. Er mag nog een nacht tussen.

Een ochtend. Nette lijstjes voor de boodschappen.

(In je hoofd zetten de dingen zich in een lijn. Met welk onderdeel moet je wanneer beginnen zodat alles netjes op tijd klaar is en toch alle omstandigheden flexibel kunnen opgevangen worden. Een klein stukje van jou heeft een zeer lichte neiging tot controle. Een ander stukje vindt het belangrijk, in het kader van de zelfopvoeding dat je ook soepel tussen de dingen kunt bewegen.)

(Al die afwegingen zijn ongetwijfeld van existentieel belang, maar het is toch ook wel handig om elk recept zeventien keer na te lezen, of zoiets.)

De kamer vult zich met de geur van wat straks zomaar een echte frangipanetaart zou kunnen worden. (Vroeger was dat woord enkel een klank, toen je het als woord zag, werd het een beetje grootser, denk je.)

(Het zal toch zonder glazuur worden. Heb je dan toch het recept niet goed gelezen en je ingrediënten te snel opgebruikt? Het is eigenlijk wel beter zonder, denk je, in dit geval. Frangipanerationalisering.)

De gemberdrank is heel lekker.

De andere dingen volgen. Het ritme van de dag van het feestje. Alleen al daarom kijk je er elk jaar naar uit. (Ergens tegen een uur of vier slaat een lichte stress toe, ook dat hoort bij het ritueel.)

Het wordt een mooie avond. Je kijkt naar wie er mee aan je tafel zit. Je voelt je gezegend. Ze zijn je erg dierbaar.

Na het feest ben je moe, maar wil je nog niet gaan slapen. (Al weet je dat je de volgende dag vroeg op moet.) Je lichaam moet zich nog neerleggen, wanneer de tijd daar is.

De volgende ochtend sta je een beetje gedeukt op. Je maakt je klaar om te vertrekken.

De ene weekendkrant is al snel op. (Lees je nog sneller dan anders, of is de trein iets trager?)

(Je weet niet zeker wat je mag verwachten van wat straks op je weg komt. Je probeert er niet aan te denken, tussen het opruimwerk door.)

Je bent op weg naar de plaats van de afspraak. De jongens van de middelbare school. Ze zijn nu mannen geworden. (Jij dus ook dan?) Het doet je goed nog een heel stuk te voet te kunnen gaan, om het landschap terug te herkennen.

Je bent een beetje zenuwachtig. Zul je hen nog herkennen? (Het blijkt dat het voor de anderen ook zo is.)

Sommigen zijn veranderd, sommigen niet.




Ze herkennen je.

Het ontroert je meer dan je had verwacht, hoe tijdens de wandeling de verhalen zachtjes in elkaar schuiven. Je ziet levens.

(Telkens opnieuw is het alsof je het verhaal van je herinnering moet heronderhandelen. Het verwart en troost je. Misschien was dat jongetje een soort buitenstaander. Misschien ook wel niet. Misschien ben je ook gewoon een deel geworden van het verhaal dat jullie samen delen, misschien was je dat al.)(Misschien ben je gewoon iemand van het huis geworden.)

Telkens nieuwe herinneringen komen in je hoofd. (Vooral nadien, in de bus en de trein.)

Je wilt vertrekken, en je zou ook nog veel verhalen willen horen. Misschien is het wel goed zo.

Het ritme van de reis terug doet je goed. Je bent dicht bij het boek dat je aan het lezen bent. (Je lichaam warmt traag op.)

Weer thuis. Het mag warm worden.

Eerst die grote afwas nog. Zodat de zondag goed zal kunnen beginnen.

En daarna nog een stuk frangipanetaart. (Ze is nog lekkerder geworden, denk je.)

Geen opmerkingen: