Een wereld definitief zien verdwijnen. De droom die je had voor een andere en betere wereld zien verpletteren. Als vluchteling ontheemd zijn, zelfs uit je eigen taal. En dan als zestiger terugblikken op een rijk leven met de grootste culturele momenten, met een eindeloze reeks bekende figuren, maar ook op de barbarij. De Oostenrijkse auteur Stefan Zweig deed het, in het indrukwekkende De wereld van gisteren. Een boek dat soms verbluffend veel over de wereld van vandaag zegt.
Stefan Zweig werd in 1881 geboren in een rijke joodse familie in Wenen, toen nog in de Habsburgse monarchie. Hij was in de periode tussen de wereldoorlogen een van de meest gelezen auteurs van zijn tijd. Dit boek schreef hij net voor zijn dood in 1942. De tijd waarin hij opgroeit is een ‘tijd van zekerheid’. In de jaren nadien verandert die heel grondig, onder meer door allerlei technologische ontwikkelingen. Er is hoop op een mooie toekomst. De Eerste Wereldoorlog is een eerste moreel dieptepunt. In de periode daarna groeit er weer iets van hoop en optimisme, tot in 1933 de kanteling komt en het naziregime een nieuw vreselijk dieptepunt in gang zet. De Tweede Wereldoorlog begint en Zweig moet vluchten uit Oostenrijk. Hij krijgt de Britse nationaliteit en trekt verder om zich uiteindelijk met zijn tweede vrouw te vestigen in Brazilië, waar ze samen uit het leven stappen, nog voor de publicatie van dit boek.
In het voorwoord legt Zweig uit dat hij eigenlijk niet zo houdt van aandacht voor zijn eigen persoon. Zijn autobiografie is voor hem vooral een portret van een bepaalde periode, van een wereld, die in zijn ogen definitief verloren is. Hij gebruikt daarvoor zijn eigen levensverhaal, dat hij reconstrueert op basis van herinneringen, want al zijn boeken heeft hij moeten achterlaten. Het boek heeft als ondertitel: Herinneringen van een Europeaan. En dat is hij heel erg geweest. De oorlog is voor hem het failliet van de humanistische droom van een open en vrij Europa, waar er geen plaats zou zijn voor fanatisme en voor het ultieme vergif van het nationalisme. Hij die een van de meest succesvolle auteurs was in het Duitstalig gebied (maar ook in veel andere talen werd vertaald in die periode) is door de nazi’s tot vijand van het volk gemaakt. Zijn boeken worden verbrand. Aan de andere kant van de wereld voelt hij zich afgesneden van de plek waar hij zijn dromen kon ademen, maar ook van zijn taal. Hij heeft schrik dat hij zijn eigen boeken alleen nog maar zal zien in een vertaling. Als lezer weet je dat hij voor de dood koos, net na het afronden van dit boek. Dat besef hangt over het boek. En tegelijk besef je mee daardoor wat een immense inspanning het moet geweest om die kroniek van een leven en een droom te schrijven.
Het leven dat hij leidde, was bepaald indrukwekkend. Hij vertoeft in intellectuele en artistieke kringen en lijkt, eens zijn carrière op gang komt, de hele tijd onderweg. Heel wat landen worden bezocht, binnen Europa, maar evenzeer India, Rusland, de Verenigde Staten, … En overal zoekt hij contact met culturele figuren. In het boek komt een immense stroom bekende mensen voorbij die Zweig blijkbaar allemaal persoonlijk heeft gekend, waaronder Rilke, James Joyce, Sigmund Freud, Richard Strauss, Emile Verhaeren, Frans Masereel, … Zijn huis in Salzburg is als een bruisende ontmoetingsplek van de culturele elite van die tijd. Samen met anderen, uit andere landen, kiest Zweig telkens weer voor een verenigd Europa. Ondanks de barre tijden blijft hij contact zoeken met collega’s uit landen die officieel ‘vijand’ zijn geworden, om samen met hen initiatieven te nemen. Van de politiek houdt hij zich ver, hoewel hij ook daar veel contacten heeft. Zijn Europese droom uit zich vooral cultureel, hij is geen activist. Je beseft ook wel dat hij duidelijk over voldoende financiële middelen beschikt om het leven te leiden dat hij leidt, maar toch is het fascinerend om te voelen hoe in veel opzichten Europa in die periode ook één ruimte was. In zijn boek beschrijft hij, in de laatste stukken, hoe er overal grenscontroles zijn gekomen, hoe je voor alles documenten en goedkeuringen nodig hebt en hoe beklemmend dat is.
De manier waarop Zweig die verdwenen wereld beschrijft, het Europa zoals hij het heeft beleefd en zoals hij het ook droomde, komt helemaal niet gedateerd over. Zweig schrijft weliswaar enigszins verheven en niet geheel zonder ijdelheid, maar veel observaties zijn scherp en ontnuchterend, zeker als je beseft dat ze zijn geschreven op het moment dat de Tweede Wereldoorlog nog maar halfweg was. Heel veel beschrijvingen, onder meer over de studentenjaren, lijken wel universeel. In de manier waarop hij schrijft over Sovjet-Rusland, van niet zo lang na de revolutie, zie je een kritische geest die met afstand kan schrijven over zijn tijdgenoten die zich al dan niet lieten meeslepen. De manier hoe hij weergeeft wat het betekent om vluchteling te zijn is heel erg actueel. En het is erg treffend hoe Zweig al in de jaren 40 schreef over de ervaring van gelijktijdigheid: wat aan de andere kant van de wereld gebeurt, is onmiddellijk ook hier.
Als lezer voel je ook wel dat er dingen zijn die je niet ziet. Het is een weergave vanuit één gezichtspunt, en dat is in veel opzichten een bevoorrecht gezichtspunt. Toch is het hele relaas zonder meer indrukwekkend. Er zit een enorme vaart in de tekst en tegelijk ook heel veel breedte. Vaak is het alsof Zweig de psychologie van een tijdperk probeert te ontleden. Je beseft tegelijk ook dat je een enigszins gestileerde versie van de auteur zelf ziet. Uit een aantal minuscule verwijzingen kun je opmaken dat er ook een eerste en een tweede vrouw is, telkens ergens op de achtergrond. Je kunt ook vermoeden, en ook wel onderhuids in de tekst voelen, dat de auteur psychisch veel meer geworsteld heeft dan hij laat blijken.
Er is eindeloos veel te zeggen over dit toch wel monumentale boek. Wat, zeker ook vanuit het nu gezien, fascinerend is, is het relaas van het kantelen van de tijd. Dat gebeurt tegelijk van binnenuit, en met een zekere afstand. Je mag meekijken met een bevoorrechte en erudiete getuige die ziet hoe Europa zich tweemaal in de afgrond stort, en de tweede keer nog definitiever dan de eerste. Je ziet hoe haat georganiseerd wordt. Je ziet hoe nationalisme als een gif werkt. Je ziet ook hoe moeilijk het is op het moment zelf om goed in te schatten wat het definitieve kantelmoment is waarop wat mogelijk nog goed kon komen kantelt in een infernale niet meer te stoppen logica die naar de zwartste nacht leidt. De rusteloosheid van toen kun je als lezer van vandaag ook voelen.
In de laatste zinnen van het boek beschrijft Zweig de schaduw die over hem hangt, en die misschien ook wel weegt op de bladzijden van het boek, zo vreest hij. De stilte die je ervaart na de laatste bladzijde is als een diepe leegte. Je voelt je verdrietig. De verheven Europese droom die de auteur zelf heeft geleefd botst op een duivelse muur. De oude zekere wereld van zijn ouders werd opengebroken door nieuwe ontwikkelingen. Een nieuwe wereld had een roeping kunnen vinden in de Europese droom van eenheid in de verscheidenheid van talen en culturen. In de Europese moderniteit zaten echter ook de krachten van de barbarij. Het besef van hun omvang was te zwaar om te dragen voor Stefan Zweig. Je zou zo graag hebben dat hij toch nog iets zou gezien hebben van het Europese project van na de oorlog. Gelukkig kunnen we vandaag De wereld van gisteren nog lezen, en het valt te hopen dat heel mensen dat ook zullen blijven doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten