Goede vriend Willy
Het is een gewoonte, het is een ritueel, het is terugkeer,
en het is de zee, waarschijnlijk. Op de avond van deze zondag van het jaar
schrijf ik je altijd een brief. Sommigen weten dat. Het is altijd met een
beetje schroom. Het is altijd een beetje verlegen en nederig.
Vandaag was het weer die dag die ook een beetje jouw naam
draagt. En jouw naam is tegelijk de naam van vele anderen. Het is de naam van
jouw familie, en het is de naam van zovelen die achter jou aan fietsen. En
hoewel ze er allemaal zijn, vind ik het telkens belangrijk om jouw naam daar te
zien.
Ze waren weer met honderden, om te fietsen en te wandelen. Ze
verdrongen zich bij ons aan de inschrijftafel. Soms zelfs iets te gretig. Het verstoorde
me een beetje. Misschien verlang ik met het ouder worden meer naar iets als
voorzichtig en ingetogen. Misschien ben ik gewoon een beetje kwetsbaarder daar,
op die plek. Jij zou het zelf allemaal niet zo erg vinden, denk ik. Je zou nog
een beetje mee gaan dollen of zo. Ik heb nog mijn best gedaan door aan de
mensen uit te leggen dat ze door dat stickertje met dat nummer ook verzekerd
waren tegen vallende meteorieten (en vorig jaar tegen loslopende dino’s). Jij
zou ook lachen, met die rimpels naast je ogen.
Het woord kwetsbaar hing een beetje in de lucht. Het kwam al
zo vaak terug in gesprekken die ik de voorbije dagen en weken had. En ook
vandaag was het er. Met dezelfde vrienden zijn we er elk jaar weer. We kennen
elkaar, we hebben onze rol, en onze rituelen. Zoals discussiƫren over het beste
systeem voor de kaartjes bij de inschrijving. En er telkens bewust niet helemaal
uitkomen. Het gaat door, jaar na jaar, als een zekerheid. Het is alsof we een
weg maken, een weg die zeker is. En parallel aan die weg is er een andere, waar
mensen telkens opnieuw verdwijnen. Het woord asbest heeft daar iets mee te
maken, of eigenlijk alles. De ene weg gaat door, en op de andere weg zijn er
telkens mensen die een afslag moeten nemen. Vorig jaar waren ze er nog, nu niet
meer, of zoiets. En misschien fiets jij wel mee op de middenberm.
Als het te druk wordt aan de inschrijftafel en we een beetje
op automatische piloot de stroom verwerken is het alsof er iets pijn doet in mijn
lichaam. Je krijgt dan niet echt de kans om de mensen in de ogen te kijken en
het is alsof ik de omgeving, die weg en die middenberm, even niet meer kan
zien. Ik ben een beetje bang van die heel kleine vervreemding, ze is aan de
andere kant van kwetsbaar of zo. (Jij zult je wel afvragen waar ik nu weer
allemaal mee bezig ben, maar laat me nu maar even. Het moet even zo, denk ik.)
Misschien loop je er na al die jaren met een zekere
luchtigheid rond. Ik weet niet zo goed hoe het is aan de andere kant van de
dood. Ik vertelde nog dat ik ook dit jaar aan god had gevraagd om zeer lokaal
de wind aan onze inschrijftafel op afstand te houden. Op alle andere plekken mocht
het wel waaien natuurlijk, maar niet bij ons. Ik had die vraag aangetekend
verzonden, maar god werkte wat dit betreft niet echt mee. Ze heeft een ander
plan met mij, denk ik. Dat is niet zo erg. Ik weet alleen niet helemaal zeker
waar je nu eigenlijk stond of zat, tijdens zo’n windvlaagje. Achter ons, naast ons op
de bank, opzij aan de tafel of een beetje verder? Het maakte me even bang. Het is
vervelend dat je zo’n dingen niet zeker weet. Het zal wel een van de
eigenschappen zijn van de dood, dat je sommige dingen niet zeker weet.
Soms – ik wou bijna zeggen: ‘op een dood moment’ – zit ik te
kijken naar de mensen die aan de tafels zitten te praten en te lachen. Ik zie
de kinderen heen en weer lopen, of ik hoor het ongelooflijk scherpe geluid van
kindergegil op het springkasteel. Je ziet het leven bewegen. En op diezelfde
plek, een beetje aan de rand, zie ik het grote bord met de foto’s van de mensen
die er niet meer zijn. De mevrouw op het podium vertelde vandaag dat haar vader
stierf op zijn 51ste. Om dit leven te kunnen zien en zijn, op die
plek, moet ik er de dood bij kunnen denken. Misschien ben ik daarom soms in de
war, als het ineens zo druk is en mensen onmiddellijk iets willen krijgen,
binnen de seconde. Maar je kunt waarschijnlijk moeilijk zeggen aan mensen dat
ze aan hun kwetsbare leven moeten denken. Het leven gaat door. De zin van het
leven is het leven zelf, waarschijnlijk. De weg gaat door, maar die andere weg
is er ook.
Elk jaar, als de grote drukte voorbij is, komt er een moment
waarop verontwaardiging en kwaadheid het even van me overnemen. Als een soort
vloed die over me heen spoelt. Dit jaar was het denk ik om 16.09 uur. (Ik vind
wel dat jij recht hebt op correcte informatie, om er daarna een goede grap mee
te maken.) Het is dan alsof mijn huid trilt van ingehouden razernij en
machteloosheid. Het is ook altijd een beetje moeilijk om te voelen dat het
kwetsbare leven wel bij mij is gebleven en niet bij jou, of bij die anderen die
er niet meer zijn door die kloteziekte. Ik heb hun namen ook hardop
uitgesproken vandaag, zodat ik weet dat ze bij jou in de buurt zijn.
Ik had een heel mooi gesprek met jouw dochter. Iets over
verdriet en kwetsbaarheid. Het was als een groot geschenk. Het ontroerde me
diep en maakte me ook rustig, het was alsof ik terug samen kon vallen met die
plek, die tegelijk ook veranderd was, in dat moment.
Op weg naar de trein terug was mijn huid doorwaadbaar. Het was
alsof de verhalen in mij een beetje van plaats verschoven waren. Ik denk dat
dat goed is. Ik denk ook dat jij zou willen dat de dingen blijven bewegen,
blijven veranderen.
Op het perron zat ik te wachten op de trein. Naast mijn voet
kwam er een heel klein rood beestje voorbij gekropen, een soort kevertje of zo.
Ik volgde het, terwijl het verder ging over die grijze stenen. Tot het in de
spleet tussen twee stenen kroop. Ik voelde me een beetje alleen gelaten. Maar terwijl
de trein aan het perron kwam, kroop het ineens weer voor mijn voeten, als om me
uit te zwaaien. Ik weet niet goed wat jij met dat beestje te maken had, maar iets
wel.
Het laatste stuk, van het station weer naar huis, op de
fiets, merkte ik dat de trui die ik aan had eigenlijk net iets te warm was voor
het weer. Maar het voelde goed zo. Ik wou me graag veilig en geborgen voelen in
die warmte. En net nadat ik met mijn fiets in de garage was, begon het fel te
regenen. Ik had de warmte mee kunnen nemen naar binnen.
Het is precies weer een rare brief geworden. Maar misschien
begrijp je wel dat de brief zichzelf geschreven heeft. Een beetje zoals het
leven. Al het goede nog, en tot weer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten