22 september 2019

En het was weer die dag, en we waren er weer


Goede vriend Willy

Het is een gewoonte, het is een ritueel, het is terugkeer, en het is de zee, waarschijnlijk. Op de avond van deze zondag van het jaar schrijf ik je altijd een brief. Sommigen weten dat. Het is altijd met een beetje schroom. Het is altijd een beetje verlegen en nederig.

Vandaag was het weer die dag die ook een beetje jouw naam draagt. En jouw naam is tegelijk de naam van vele anderen. Het is de naam van jouw familie, en het is de naam van zovelen die achter jou aan fietsen. En hoewel ze er allemaal zijn, vind ik het telkens belangrijk om jouw naam daar te zien.

Ze waren weer met honderden, om te fietsen en te wandelen. Ze verdrongen zich bij ons aan de inschrijftafel. Soms zelfs iets te gretig. Het verstoorde me een beetje. Misschien verlang ik met het ouder worden meer naar iets als voorzichtig en ingetogen. Misschien ben ik gewoon een beetje kwetsbaarder daar, op die plek. Jij zou het zelf allemaal niet zo erg vinden, denk ik. Je zou nog een beetje mee gaan dollen of zo. Ik heb nog mijn best gedaan door aan de mensen uit te leggen dat ze door dat stickertje met dat nummer ook verzekerd waren tegen vallende meteorieten (en vorig jaar tegen loslopende dino’s). Jij zou ook lachen, met die rimpels naast je ogen.

Het woord kwetsbaar hing een beetje in de lucht. Het kwam al zo vaak terug in gesprekken die ik de voorbije dagen en weken had. En ook vandaag was het er. Met dezelfde vrienden zijn we er elk jaar weer. We kennen elkaar, we hebben onze rol, en onze rituelen. Zoals discussiƫren over het beste systeem voor de kaartjes bij de inschrijving. En er telkens bewust niet helemaal uitkomen. Het gaat door, jaar na jaar, als een zekerheid. Het is alsof we een weg maken, een weg die zeker is. En parallel aan die weg is er een andere, waar mensen telkens opnieuw verdwijnen. Het woord asbest heeft daar iets mee te maken, of eigenlijk alles. De ene weg gaat door, en op de andere weg zijn er telkens mensen die een afslag moeten nemen. Vorig jaar waren ze er nog, nu niet meer, of zoiets. En misschien fiets jij wel mee op de middenberm.

Als het te druk wordt aan de inschrijftafel en we een beetje op automatische piloot de stroom verwerken is het alsof er iets pijn doet in mijn lichaam. Je krijgt dan niet echt de kans om de mensen in de ogen te kijken en het is alsof ik de omgeving, die weg en die middenberm, even niet meer kan zien. Ik ben een beetje bang van die heel kleine vervreemding, ze is aan de andere kant van kwetsbaar of zo. (Jij zult je wel afvragen waar ik nu weer allemaal mee bezig ben, maar laat me nu maar even. Het moet even zo, denk ik.)

Misschien loop je er na al die jaren met een zekere luchtigheid rond. Ik weet niet zo goed hoe het is aan de andere kant van de dood. Ik vertelde nog dat ik ook dit jaar aan god had gevraagd om zeer lokaal de wind aan onze inschrijftafel op afstand te houden. Op alle andere plekken mocht het wel waaien natuurlijk, maar niet bij ons. Ik had die vraag aangetekend verzonden, maar god werkte wat dit betreft niet echt mee. Ze heeft een ander plan met mij, denk ik. Dat is niet zo erg. Ik weet alleen niet helemaal zeker waar je nu eigenlijk stond of zat, tijdens zo’n windvlaagje. Achter ons, naast ons op de bank, opzij aan de tafel of een beetje verder? Het maakte me even bang. Het is vervelend dat je zo’n dingen niet zeker weet. Het zal wel een van de eigenschappen zijn van de dood, dat je sommige dingen niet zeker weet.

Soms – ik wou bijna zeggen: ‘op een dood moment’ – zit ik te kijken naar de mensen die aan de tafels zitten te praten en te lachen. Ik zie de kinderen heen en weer lopen, of ik hoor het ongelooflijk scherpe geluid van kindergegil op het springkasteel. Je ziet het leven bewegen. En op diezelfde plek, een beetje aan de rand, zie ik het grote bord met de foto’s van de mensen die er niet meer zijn. De mevrouw op het podium vertelde vandaag dat haar vader stierf op zijn 51ste. Om dit leven te kunnen zien en zijn, op die plek, moet ik er de dood bij kunnen denken. Misschien ben ik daarom soms in de war, als het ineens zo druk is en mensen onmiddellijk iets willen krijgen, binnen de seconde. Maar je kunt waarschijnlijk moeilijk zeggen aan mensen dat ze aan hun kwetsbare leven moeten denken. Het leven gaat door. De zin van het leven is het leven zelf, waarschijnlijk. De weg gaat door, maar die andere weg is er ook.

Elk jaar, als de grote drukte voorbij is, komt er een moment waarop verontwaardiging en kwaadheid het even van me overnemen. Als een soort vloed die over me heen spoelt. Dit jaar was het denk ik om 16.09 uur. (Ik vind wel dat jij recht hebt op correcte informatie, om er daarna een goede grap mee te maken.) Het is dan alsof mijn huid trilt van ingehouden razernij en machteloosheid. Het is ook altijd een beetje moeilijk om te voelen dat het kwetsbare leven wel bij mij is gebleven en niet bij jou, of bij die anderen die er niet meer zijn door die kloteziekte. Ik heb hun namen ook hardop uitgesproken vandaag, zodat ik weet dat ze bij jou in de buurt zijn.

Ik had een heel mooi gesprek met jouw dochter. Iets over verdriet en kwetsbaarheid. Het was als een groot geschenk. Het ontroerde me diep en maakte me ook rustig, het was alsof ik terug samen kon vallen met die plek, die tegelijk ook veranderd was, in dat moment.

Op weg naar de trein terug was mijn huid doorwaadbaar. Het was alsof de verhalen in mij een beetje van plaats verschoven waren. Ik denk dat dat goed is. Ik denk ook dat jij zou willen dat de dingen blijven bewegen, blijven veranderen.

Op het perron zat ik te wachten op de trein. Naast mijn voet kwam er een heel klein rood beestje voorbij gekropen, een soort kevertje of zo. Ik volgde het, terwijl het verder ging over die grijze stenen. Tot het in de spleet tussen twee stenen kroop. Ik voelde me een beetje alleen gelaten. Maar terwijl de trein aan het perron kwam, kroop het ineens weer voor mijn voeten, als om me uit te zwaaien. Ik weet niet goed wat jij met dat beestje te maken had, maar iets wel.

Het laatste stuk, van het station weer naar huis, op de fiets, merkte ik dat de trui die ik aan had eigenlijk net iets te warm was voor het weer. Maar het voelde goed zo. Ik wou me graag veilig en geborgen voelen in die warmte. En net nadat ik met mijn fiets in de garage was, begon het fel te regenen. Ik had de warmte mee kunnen nemen naar binnen.

Het is precies weer een rare brief geworden. Maar misschien begrijp je wel dat de brief zichzelf geschreven heeft. Een beetje zoals het leven. Al het goede nog, en tot weer.

Geen opmerkingen: