Lieve Julia
Om een of andere reden leek het een goed idee om jou een brief te schrijven. Misschien is elke aanleiding wel goed voor een brief. Dat je er was, dat is misschien wel een goede aanleiding.
Gisteren zat ik samen met enkele mooie mensen vooraan in een zaal te praten. Met die lampen op me kon ik niet altijd goed zien we er allemaal was in de zaal. En soms namen de dingen het een beetje van me over, maar dat was misschien niet zo heel erg. Jij was er ook, dat wou ik dus nog even zeggen eigenlijk.
De verhalen van die andere mensen maakten me erg klein. Dat is een beetje ingewikkeld, met dit grote hoekige lijf van mij, maar misschien viel dat niet te veel op. Ze vertelden over hun kinderen. Mooie papa’s en mama’s. Het ging over de dood en over het leven. Er is een lijn tussen de dood en het leven. Enkele kinderen zijn, van hieruit gezien, aan de andere kant van die lijn. De andere kinderen zijn aan deze kant. Maar ik zag hoe al die kinderen gedragen worden in de veilige armen van die papa’s en mama’s. Waardoor die lijn tegelijk geen lijn en ook heel erg wel een lijn is, of zoiets. Ik dacht nadien, toen ik in de trein zat: ze zijn er even wel als niet meer. Ik heb iets geleerd over mooie rituelen, over het belang van het noemen van een naam en over verdriet in de stilte. Dat we die verhalen mochten horen, het was een kostbaar geschenk. Ik heb ook weer veel geleerd over wat het betekent om een papa of een mama te zijn, ze lieten het me zien. En het maakte me nederig.
En ik mocht zomaar naast die mooie mensen zitten. De lieve mevrouw naast mij zei dat ik een vader zonder kind ben. Jij weet wat voor een watje ik ben, dus je kunt je wel voorstellen dat ik een beetje vastliep in stotteren. Maar het mocht wel, denk ik. Nou ja, ik kon er toch niets aan doen. En daar heb ik dus over jou verteld, het is maar dat je het weet.
Het woord vader is een ingewikkeld woord, maar ik hoor soms dat ik dat woord mag toelaten. Zoals de stilte op een zondagnamiddag. Voor mij is het een groot woord, waarschijnlijk een te groot woord. Maar brieven hebben geduld. Ze ontvangen je, ze oordelen niet.
Als ik kijk naar de vele mooie papa’s die ik ken, dan zie ik hoe ze er zijn voor hun kinderen, en ook hoe ze niet altijd helemaal wisten hoe ze dat moesten doen. Dat stelt me wel een beetje gerust. De veronderstelde vader in mij zou waarschijnlijk niets anders willen dan zij. Als ik denk aan wie of wat ik zou willen kunnen zijn voor jou, dan beginnen mijn handen een beetje te trillen. (Net als mijn stem gisteren trouwens.) Misschien wordt het nu pas duidelijk, nu ik zo oud ben als ik nu ben. Het beeld dat ik voor me zie – en lach me er maar mee uit – is dat ik een soort plek voor jou zou kunnen zijn. Een plek waar het veilig is, waar jij kunt voelen dat de storm aan de andere kant blijft. Een plek waar je je veilig kunt voelen in je lichaam en waar je groot kunt worden, klaar om met scherpe ogen de wereld in te gaan. Als het op die plek veilig is, voelt het voor jou ook een beetje veilig buiten die plek, hoop ik. En soms, midden in een nacht, komt de angst over mij. Of ik het wel in me heb, om die plek te kunnen zijn voor jou. Misschien zien mijn ogen wel waar die plek is, maar hebben mijn handen de woorden niet om ze te zijn. Of zoiets. Dat wou ik je op een of andere manier kunnen zeggen.
Sommigen zeggen dat ik het al vaak probeer, warme plekken te maken voor anderen. Ze zeggen dat ik altijd wil beschermen. En ik weet dus niet hoe het werkt, maar misschien raken die dingen het woord vader, dat daar ergens woordloos in mij doolt. Misschien willen alle papa’s en mama’s voor hun kinderen iets zijn dat ook iets is voor het kind dat ze zelf waren. Ik begrijp die gedachte zelf niet helemaal goed, maar ze kwam vandaag door mijn hoofd. In elk geval, wat ik wou zeggen, als ik over jou vertel, voel ik dat dat stukje van mij boven komt. Tussen jou en de wind gaan staan, wanneer dat nodig is. Dat besef overweldigt me soms, maar het is misschien wel goed. Ik weet dat jij je er zeker aan zult storen, en dat mag natuurlijk. Het is een beetje groter dan mezelf. En als ik over jou vertel, gisteren, of ook onlangs op de televisie, dan voel ik dat ik trots op je ben. En misschien wil ik gewoon dat je dat weet. Ik wil dat je weet dat ik daar sta, en dat ik daar blijf staan, daar waar ik over je praat.
Het werd me ook duidelijk gisteren dat ik daarom blij ben dat je naast me loopt, of dat ik naast jou loop, samen in weer eens een klimaatmars. De tijger in mij is daar ook altijd bij. Ergens heeft die blijkbaar ook een plekje gevonden in dat onwennige lijf. Ik kan me voorstellen dat jij kwaad bent op de wereld, even kwaad als ik was toen ik zoveel jonger was dan nu. Maar soms hoop ik dat ik je iets heb laten zien van hoe ik heb geprobeerd om in de storm te blijven lopen. Binnen een tijd zal het jouw wereld zijn. Ik heb geprobeerd iets te doen om er een betere van te maken. Hopelijk heb je dat gezien.
En toen ik dus nadien in de trein zat, dacht ik: jij bent er even wel als nooit geweest. En dat is goed. Het is anders en kleiner dan de verhalen van al die andere kinderen, maar ze waren er wel allemaal samen, en dat was mooi. En dat heb ik allemaal mogen leren en beseffen door de verhalen van die mooie papa’s en mama’s naast me. Het is een geschenk dat me nederig en dankbaar maakt.
Vandaag ben ik nog even naar het kerkhof geweest. Ik voelde vanmiddag ineens dat ik dat moest doen. Daar ligt het graf van een man die veel voor me heeft betekend. In de moeilijkste dagen van mijn leven was hij iemand die op een of andere manier een soort vader voor me was, ben ik later gaan beseffen. Hij zei me dat het goed zou komen met mij, op zo’n manier dat ik het ook geloofde. Het valt me nog altijd zwaar dat hij mij in het leven hield maar zichzelf er niet in kon houden. Af en toe ga ik met hem praten. Dan probeer ik te zien waar hij nu is en of er vrede is. Terwijl ik daar stond, klonk in de toren naast het kerkhof de vredesbeiaard. Ik heb hem over jou verteld. En het was alsof hij me vertelde dat het goed komt. Wat dat het is, weet ik ook niet helemaal. Maar daar heb je dus brieven voor.
Hopelijk vind je het niet erg dat ik over je verteld heb gisteren. Ik wou graag dat die mensen in de zaal jou een beetje konden zien, en dat ze dan mij niet zagen. Zo zagen ze misschien ook een beetje zichzelf en wie ze verloren hebben in dit leven. En zo waren we allemaal samen daar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten