09 november 2019

Waar de dans begint

Een mooi klein gesprek, ergens in de ochtend. Over kwetsuren, en over verlangen. Hoe de tijd werkt. Hoe de tijd nodig is om te zien dat je er nog bent. De dingen die uit beeld geduwd werden, die je in je leven had willen hebben. Hoe je doolde. Hoe je langzaam met jezelf samen zou kunnen vallen. Je luistert naar het verhaal. De tijd die nodig is. En wat er daarna komt. Je probeert iets te zeggen.

Je hoort de partita’s. Ze bewegen, ze blijven, jij blijft, jij verandert.

Beelden van een liefde schuiven door je hoofd. Je ziet iets stokken in je lichaam. Je bent elders.

Je ziet hoe het zou zijn, die trage dans. Die je niet kunt vragen. Maar je kunt hem al zien.

Soms loop je traag door de kamer. Alsof je elke spier zou willen voelen, zou willen lezen. En soms lukt het. Je herhaalt de beweging.

Die ene droom. Je had iets verkeerd gedaan. Terwijl je niets deed, wist je. En dat je altijd moest vertrekken. Dat het zo moest zijn.

Toen je niet kon slapen, die ene nacht. En die trage beweging, die eindeloze trage beweging. En hoe de nacht rustig werd. Hoe de geluiden vrediger werden. Hoe je gewoon verder kon.

Soms neem je de oude Julia weer bij de arm. Je zorgt ervoor dat ze veilig en wel de straat overkomt. Er zal niets gebeuren. Je helpt haar even op de drempel van haar voordeur, gaat nog even mee binnen om haar tas op de tafel te zetten, en dan vertrek je weer.

Soms denk je aan de verhalen die je vertelde aan je zus, ergens in de nacht. Hoe het stil werd. Je herinnert je nog het licht van de straat daarbuiten, dat door die rare gordijnen viel. En de geluiden van de auto’s op de kasseien, toen die daar nog waren. En je vertelde verder.

Hoe je bij het dansen in je rol moet gaan staan. Iemand zegt het je. Je ziet de bewegingen, als lijnen op de grond, nog onzichtbaar. Je zou willen vragen of ze zou kunnen wachten, tot je de lijnen kunt zien.

Je loopt door de geuren van de herfst, met het fototoestel. Je zoekt vormen. Het begint zachtjes te regenen. Je beschermt het toestel. Je kijkt naar de kleuren in de huid van de boom. De mannelijke boom. De vrouwelijke boom. De beelden komen bij de teksten. Een ritueel dat zich herhaalt. Je ziet jezelf alleen lopen daar. En het is goed zo.

Je denkt aan de kinderen. Je zou vragen om alle verhalen te vertellen. Ze zouden het misschien al snel beu zijn. Je zou niets zeggen, je zou denken dat het nog lang mocht duren.

Je stem heeft verschillende plekken in je lichaam. Je kijkt. Er is ook die hese stem, soms, ineens. Het is iets van het voorbije jaar.

Je loopt naar de trein. Het is nog vroeg, en fris. Hoe lekker zacht en thuis het is, in die handschoenen. Er is alleen maar de beweging. Je voelt je adem. Er is geen pijn. Je kijkt naar de mensen die voorbij fietsen. Je ruikt de plekken van de stad. Je laveert door de stroom van mensen die in de gang allemaal de andere richting uit gaan. De mevrouw in de krantenwinkel lacht. Je wacht op het perron. Op het andere perron staat een jongen die je herkent, hij zwaait naar je. En een ondeelbaar moment.

De boodschappen liggen op het aanrecht. Je legt alles netjes op de juiste plaats. Het huis herkent je. Dit is de plek, denk je.

Je ziet de beelden van de val van de Muur. De tranen lopen over je wangen, telkens weer. Er moet een plek zijn, ergens in je lichaam, waar die beelden zijn. Daar zijn ze geschreven. Je bent ook de woorden waarin je bent geschreven.

Iemand zei je, onlangs nog, dat je al aan het helen bent. Misschien heeft ze gelijk.

Je moest iets doen, dacht je, voor die ene varen. Hij gaat al zo lang met je mee. Hij kent al je geheimen. Hij weet iets over wijsheid. Je hebt iets gedaan, en terwijl aan een verhaal gedacht. En nu, enkele dagen later, lijkt het goed te gaan. Misschien is de varen wel blij.

Soms veranderen de geuren ineens, zijn ze plots meer aanwezig. Alsof de breedte verandert.

Buiten op het terras kijk je naar de maan. De maan is aan de overkant van de straat.

(Je grootvader, in het ziekenhuis, in de weken voor hij stierf. Wanneer het tijd was om te vertrekken zei hij telkens dat je goed moest oppassen bij het oversteken van de straat.)

De woorden die je zult zeggen, ze zullen wel gewoon komen. Ze zullen zich laten ontvangen.

Die ene avond toen je thuiskwam en je je kon voorstellen dat er iemand zou zijn aan wie je iets zou vragen.

Het meisje dat zich net voor jou in de volle metro wurmt. Ze ziet er cool uit, en ook niet helemaal van deze wereld. Ze past er misschien niet helemaal in, zoals jij. Ze heeft een koffer bij, die duidelijk erg belangrijk voor haar is. Je kijkt rond in het metrostel, naar alle gezichten. Het geeft je een vredig gevoel, al die gezichten. Het meisje gaat op de koffer zitten. Je maakt je klaar om uit te stappen. Ze kijkt je aan en glimlacht. Ze heeft iets gezien.

Soms denk je dat de dans al bezig is, altijd al bezig was.

Geen opmerkingen: