Misschien ben je als de uitgespaarde lucht in de ruimte waar je net in past. Een lege plek. Soms kun je je even terugtrekken, de plek wacht wel op je.
Misschien ben je als een golf op de zee, nabij het strand. Een golf lijkt een iemand. Lijnen die samenkomen, energie gebald, in een moment van de tijd. Het water concentreert zich even, duwt zichzelf even naar buiten. En de golf kijkt naar andere golven. Het leven laat zich zien in een leven, en is daarmee de zin. En ergens onderweg naar het strand is er het besef dat je nooit zult weten, nooit hoeft te weten, waar de grens is tussen de golf en de rest van het water.
Misschien ben je het antwoord op de dood. Al is de dood geen vraag, denk je. Het leven laat zich dragen door de levenden, het draagt zichzelf. Omringd door stukjes stof, netjes op elkaar gebouwd. Met de kleine adem, telkens weer, als een tijdelijke magneet. Of de adem zich van zichzelf bewust is, hoef je niet te weten. En aan de andere kant van de dood laten de stukjes elkaar weer even los. Ze verdwijnen in de grote adem, in zichzelf, om ergens een beetje verderop elkaar weer te vinden, in een of andere vorm. Misschien is het wel een boom.
Misschien ben je het zachte falen. Of de mogelijkheid tot falen. Elke dag weer. Elk moment. Als je alleen kijkt en luistert, is het goede er al. Of de mogelijkheid.
Misschien ben je een vluchtheuvel voor verhalen. Je bent daar, ergens geworpen in het leven. En als je wilt luisteren, hoor je de verhalen. Gewoon door daar te staan, en alleen maar adem te zijn. Je adem is een uitnodiging. De mensen komen voorbij. Ze zijn verhalen, eindeloos veel verhalen.
Misschien ben je de gezel van het verdriet. Het loopt met je mee. Soms weet je niet waar de rest van het water begint. Misschien is het het verdriet van levens, van eeuwen, dat met jou meeloopt. Misschien is het alleen maar een seizoen. Misschien is het de zee zelf. Het ademt.
Misschien ben je huid. Het woord breekbaar lijkt niet van toepassing te zijn, maar misschien ben je breekbaar als huid. De huid herinnert zich de dingen, zoals de weg ook de voetstappen niet vergeet. De huid kan zich herstellen, mogelijk ook van de erfschuld. Maar zeker van het korstje na het vallen. Korstjes laten fossielen na, ook al lijken ze verdwenen.
Misschien ben je als de afstand tussen twee woorden. Waardoor de woorden en het zwijgen een eeuwigheid lang onmisbaar zijn.
Misschien ben je het verlangen naar thuiskomen. Het zou een vertrouwen kunnen zijn. Vermoeden dat je zult weten waar het is, als je er bent. Daar waar je geheeld kunt worden. Waar je kunt kijken naar de adem.
Misschien ben je de littekens. Die dingen die je adem deden stokken ooit, die iets lieten bevriezen ergens in je. Niet uitgevoerde bewegingen. Ze wachten. Op de geduldige stroom.
Misschien ben je als de levende grond. Lagen van trage wijsheid, in elkaar verzonken. Alles wat je deed, wat door je handen gleed, het legde zich neer. Je kunt het ruiken. Het is tastbaar. Het verdwijnt in blijven.
Misschien ben je verzet. Misschien is verzet het lied van de golf.
Misschien ben je de kinderen. Zoals het water beweegt door de lucht, naar de berg, naar de rivier, naar de zee. Misschien ben je zo, in verdwijnen, altijd onderweg naar jezelf.
Misschien ben je je handen. Ze kunnen ervoor zorgen dat iemand anders even uit de wind kan gaan staan. Je zou de mogelijkheid van troost kunnen zijn. Je zou de mogelijkheid van een plek kunnen zijn. Waar iemand zomaar even zou willen zijn.
Misschien ben je je afwezigheid.
Misschien ben je onderweg. Je schaduw is bij je. Als je springt ben je even los. Maar de aarde trekt je terug. Je was niet echt los, je droomde. De droom leidt je, langs het padloze pad. Je volgt je adem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten