Hoe zij de Goldbergvariaties speelt, het is zo anders. Zo mooi, zo in zachtheid aanwezig.
Je had eraan gedacht, hoe het zou zijn, voor je die opname hoorde. Je zou willen kijken naar haar handen. De ruimte is anders, als zij het speelt.
In de trein, het boek over het vrouwelijke in die oeroude verhalen. Je voelt de auteur voorzichtig bewegen.
(Wat je rug zou vertellen, aan de andere kant van de pijn.)
Ze neemt de bochten erg behoedzaam. Ze ademt als in een dans die telkens opnieuw naar zichzelf kijkt en verder gaat.
Het is zo vertrouwd, en toch ontglipt het je steeds.
Die vrouw in de documentaire. Traag aanraken. Je mag ja zeggen, misschien, of nee. De trage handen van de man. Je ziet haar huid veranderen. Het punt waar ze misschien zegt, en dan nee.
Je weet niet wat jouw huid zou doen.
De muziek heeft er geen moeite mee om alleen te zijn. Een gedachte die je zelf niet goed begrijpt.
Ze kijkt naar de muziek.
De vrouw die je zag in je droom. Ze stond daar zo rustig, liet zich traag bekijken. Pas buiten je droom wist je wie ze was.
Ze wist iets, in die droom.
(Je zoekt een filmpje, om haar handen te zien.)
Op een of andere manier kun je je haar gemakkelijker in kleur voorstellen.
Je denkt dat het tijd is voor een nieuwe afspraak. Je vraagt het haar.
Je zag de handen, in je rug. En ook.
Ze betast de akkoorden, laat ze mee bewegen. Alsof de akkoorden de handen volgen, en niet omgekeerd.
De noten kijken naar elkaar, de hele tijd. Ze hebben alles gezien.
De beelden van die vorige avond blijven nog door je heen gaan. De dans die je zag. Dat wat je zag in je lichaam. En hoe dat alles worstelde met de woorden.
De beelden stotteren.
De mogelijkheid van troost is te vermoeden, denk je. Niet dat de muziek je zomaar aanraakt, ze is soeverein.
Je kunt alles zien. Je kunt dichtbij komen, jezelf doen geloven dat je iets aan zou kunnen raken. Maar je zult altijd aan de rand zijn.
Je denkt aan wat zij je ooit zei. Over afstand, dat je dat bent. In dat dichtbij. Het was waar.
Je denkt aan wat je haar probeerde uit te leggen. Over de tijd in je huid. Misschien zie je nu pas de woorden die je toen zocht.
Hoe ze de trillers zo mooi uit elkaar kan leggen, en hoe ze toch steeds dichtbij blijven.
Soms is het alsof je de dingen voor het eerst hoort. Telkens weer.
Het beeld dat in je hoofd komt. De vraag die ze je stelt, hoe rustig die lijkt. En hoe je kijkt daarna.
Je denkt aan toen, hoe jullie daar waren. Het was dezelfde plek als in die vraag. Je herinnert je haar ogen niet meer, of waarschijnlijk verkeerd. En die andere beelden van dat weekend.
Die variatie lijkt zo eenzaam. Met ingesnoerd verlangen. En soms is er aanvaarding. Tot het weer in zichzelf kantelt. In transparante huid.
Je weet niet zeker waarom je denkt dat je hoort dat het een vrouw is die speelt.
Soms kun je zien hoe het zou zijn. Het vragen.
En hoe zij je zag, toen, dat kun je nog zien.
Het is iets met uit handen geven en toch ook weer niet. En de ruimte tussen die twee. (Misschien zou je die willen leren kennen.)
De aria. Je kunt altijd verlangen naar die aria. Elk moment kan een wachten zijn, tot de aria terugkomt. De storm die er net aan voorafgaat, eindigend in iets dat je helder diep in je ogen aankijkt. En dan de aria. Als achteloze genade. Die aria weet alles, en laat daarvan iets zien. En de vrouw in die aria. Je kunt haar zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten