07 december 2019

Woordzoeker

Je hebt een lange tekst te schrijven. Je weet wanneer de tekst klaar moet zijn. Je hebt de structuur. Tussen hier waar je nu bent en daar waar de tekst zal zijn als die klaar is nog een vlakte. De woorden kijken rustig toe.

Op een of andere manier moet je in je hoofd de tekst zien, nog voor die te zien is. Het is soms even wachten. Alsof je lichaam zich moet klaarmaken.

Er zijn dingen die eerst aan de kant moeten geschoven worden. Ze moeten klaar zijn, weg uit je hoofd.

En dan, net voor je naar de rand van de vlakte kunt gaan, aarzelt je lichaam. Misschien zoekt het gewoon een excuus. Misschien weet het gewoon wat er zal komen, de onontkoombaarheid van het vertrek. (Er is geen hoop voor wie hier binnentreden.)

Je ziet de weg, je ziet het tempo. Je ziet hoe traag je moet gaan, als in cirkels, om de tekst te laten komen. En je ziet tegelijk hoe goed de tekst kan zijn in de tijd die je hebt. Hoe snel je dus traag moet gaan. Zonder omkijken. Je ziet alles wat je nog niet ziet.

En je begint. Aarzeling bij de leegte.

Je weet dat er een ritme moet komen. Je weet dat je gewoon door moet schrijven, van voor naar achter. Het ritme zal komen, het zal het van je overnemen.

En je begint. Eerst is er niets in je hoofd, tot het beeld komt waarmee je de eerste zin neer kunt leggen. Die zin maakt aarzelend een pad waar de andere woorden de weg zouden kunnen vinden.

En dan komt er veel. Het begint te malen, de tekst trekt zich op gang. Sommige woorden komen dichterbij. Als je doorschrijft, komt enkel het residu van alle opgespaarde beelden. Met je handen duw je de woorden een beetje bij elkaar, zoals met zand. Zodat ze passen in de plek die je voor je ziet.

Het maalt, het ademt. Ergens onderweg moet je niet meer trekken, alleen maar mee ademen en volgen.

Het is de tekst geworden. De tekst maalt, in je lichaam.

Je begint de schaduwen te zien van de woorden die er straks nog moeten komen.

Het is alsof de tekst zichzelf begint te kneden, in je. Je kunt alleen toekijken. Ergens voor je begon, was alles zich beginnen voorbereiden, alle dingen die ooit in die tekst zouden komen. In dat ene moment, de aarzeling net voor het begin, leek alles helemaal weg. Nu blijkt dat alles er nog is. De dingen beginnen zich los van jou in jou te schikken, in volgorde te zetten. (Je weet alleen dat je het ritme moet blijven volgen, dat je het niet mag versnellen.)

Je weet je in etappes moet schrijven, verspreid over enkele dagen. Het kan niet anders. Maar de tekst beweegt de hele tijd gewoon verder.

En tussendoor zie je hoe het stuk eruit zal zien drie stukken verder dan waar je nu bent. Het komt langzaam uit de mist, op een tweede laag, daar, terwijl je nog hier bent. Het beweegt zichzelf en gaat liggen nog voor je aan dat stuk bent. Het heeft met zichzelf gewriemeld, tot het goed was. Los van jou, in jou.

Je lichaam begint pijn te doen door al dat bewegen. ’s Nachts in bed zie je de tekst bewegen. De dingen haken in elkaar, ze bewegen zo – of doen toch alsof – dat alles wat daar is zou kunnen volgen uit wat hier is. Als de dingen elkaar gevonden hebben kun je verder volgen.

(Zouden de dingen in de nacht, terwijl je droomt misschien toch stiekem uit je lichaam wegglippen om naast je in het bed te gaan liggen, om terug te keren net voor je wakker wordt?)

Je komt bij het stuk dat zich in je al had voorbereid. Je aarzelt toch nog. Zou je toch nog een omweg nemen hier? Je keert terug naar het pad dat er al was, ondertussen, en schrijft dus gewoon door.

Misschien ben je al uit het bos. Je ziet op de weg de laatste nog lege wachtende plekken. Ze vragen je alleen om rustig te blijven.

Wat daar was is bijna hier geworden. Je voelt dat de tijd die je had gezien om die weg te gaan, de tijd die je had om de weg te gaan, is zoals je dat had gewild.

Ondertussen heeft de tekst zich gezet. Je hoort de tekst al achter je, terwijl je het einde nadert.

Je bent er.

(En je weet dat je na nu enkele dagen moet wachten om terug te keren en de tekst terug in je handen te voelen. Voor wat er dan komt, zul je enkel je handen nodig hebben. Iets is al gaan liggen, iets is al van zichzelf, bijna.)

Je zet een stap opzij, en je kijkt.

En als je later op weg naar huis bent, voel je hoe je lichaam verandert. Hoe iets zich van je bevrijd heeft.

De tekst is zichzelf.

Geen opmerkingen: