Verlangen naar een trage zondag.
Iemand fietst je voorbij en laat zich zien.
Dat ene moment van eenzaamheid, net voor je je aan de nacht geeft.
De trui aantrekken, en voelen hoe je schouders zachtjes warm worden.
Tintels, ze verplaatsen zich over je hoofd.
De vrouw die het kind probeert te beschermen, in die film.
Iets gloeit in je buik, van binnen naar buiten.
De trein neemt je over.
Iemand komt zomaar je droom binnen.
Je was ontspannen, zei ze, er was overgave.
Dat plekje net tussen je ogen.
Een korte teleurstelling, en de schaamte.
Dat wat je haar zou willen geven.
Je adem daalt neer in je buik.
De angst van het kind zien.
Je vertelt het toch maar, het is jouw verhaal.
De trage toetsen.
De jaarringen zien in de spiegel.
De mevrouw achter je heeft een lelijke stem.
Dat wat je misschien niet meer durft.
De zon die je voorzichtig aanraakt.
Het mededogen, toen ze het fluisterden.
De bundel die je zou willen lezen.
Het zijn de laatste aardbeien, zegt hij.
Het warme plekje van het dekentje.
Die zin in de krant, over uitgesteld genot.
Je kijkt naar de rouwhuid.
Alsof het niet mocht, dat het zo lang zou duren.
Misschien blijft het op een andere manier.
Verdwijnen in het verhaal, wat je wilde.
Naar de nacht luisteren.
Voorzichtige huidplooien.
Denken aan de fado.
Misschien veranderen de herinneringen.
Dat wat je zag, in dat beeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten