Iemand op straat tegenkomen en zo blij zijn. Niet weten wat je allemaal zou willen vragen zo in dat ene moment. Misschien een beetje bang dat je te veel tijd in zult nemen. Willen kijken, lang kijken.
Denken dat de mensen die je goed kent en die je dierbaar zijn helemaal in je hoofd zitten of zo. Denken dat je aan hen toch in drie dimensies kunt denken. Denken dat je hen kunt zien en aanwezig voelen, met alle details en verhalen tegelijk erbij. En dan in het echt merken dat het beeld in je hoofd eigenlijk een soort middengolfversie was. En dan willen blijven kijken en luisteren. (Misschien is het wel een troostende gedachte.)
Ineens samenzijn met zoveel mensen die je zo lang niet meer zag. Niet meer weten (niet meer durven tellen) hoe lang het geleden is. Tegelijk vaststellen dat het veel minder lang lijkt dan het was. (Wat ook een troostende gedachte is.) Zo blij zijn dat je hen terugziet dat je iets te enthousiast toetert hoe geweldig ze eruit zien. (Wat ook zo is.)
Iemand zien die net de vorige nacht in een droom opdook. Niet weten hoe je dat moet zeggen, en het maar niet doen.
Aan iemand denken met wie je graag even zou kunnen praten, om te luisteren naar haar verhaal. Om er een beetje te kunnen zijn. Haar zomaar ergens tegenkomen, ergens onderweg, niets kunnen zeggen.
Zoveel mensen zien. Blij. En met haar, en met haar, en met haar, en met haar, en met hem, … zou je willen kunnen praten, traag. De tijd om lang te luisteren en te kijken. Alle verhalen die wachten op verteld worden.
De kleine kinderen zien, rondlopend, of bij hun papa of mama of opa. En meer smelten dan je laat zien.
Zoveel mensen. En ook verlangen om op tijd weer thuis te zijn, alleen. Gewoon in het ritme van daar. De spullen op het aanrecht in de kast zetten. Eten maken. Afwassen en opruimen. Rustig nadenken, naar alle beelden kijken in je lichaam. Woorden aanraken. Die lege plek in de week.
Mensen die van je weg lijken te drijven, en het verdriet dat het je doet. En gewoon kijken, ook.
Die beelden die kwamen in dat ene moment. Hoe je aan haar dacht en aan haar. Je weet niet goed waarom ze kwamen, daar. Het was, gewoon.
Iets dat je had willen horen, het kwam niet. Het is waarschijnlijk niet zo erg.
Kijken naar de stukken in jezelf. Zien hoe ze naar jou kijken. Het beweegt.
De aanwezigheid van anderen voelen. Soms dichtbij, soms niet. Soms het landschap voelen waar ze er allemaal zijn, in jouw windstreken. Soms niet weten of je ook in hun landschap bent, en of dat er eigenlijk toe doet.
Luisteren naar mensen op een podium. Hun verhalen. Over de vrijheid die ze vonden, in het bewegen. Hoe mooi dat is.
Soms verbaasd zijn dat mensen je herkennen, nog steeds. Dat jij het dus bent.
Sommige mensen kun je in je hoofd zien bewegen, andere mensen niet.
Zien hoe lichamen zijn veranderd, in die tijd. Evenwichten die net een beetje verschoven zijn. Ogen die net een andere diepte hebben gekregen. Bewegingen die net iets anders lijken te zijn.
De foto van dat kleine jongetje is veranderd.
Hoe fijn het is, wanneer je haar ziet. Hoe als het ware snel even het lijstje wordt overlopen. Hoe gaat het met haar? Hoe gaat het met hem? Moeten we iets doen? Heb jij nog iets gehoord? Zouden we niet even? Even het landschap.
En de rituelen, vanop afstand dichtbij. Iemand een nacht wensen die helend en veilig zal zijn.
Foto’s en verhalen krijgen uit een heel ver land. En zo blijft ze toch dichtbij.
De dingen die je niet meer zult doen, denk je.
Wachten op wat de huidbewegingen je wilden zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten