Je hebt de indruk dat de tandenborstel die je gekocht hebt er nogal klein uitziet. Op de doos staat ‘enfants’, stel je vast. De volgende keer moet je dus een volwassen tandenborstel kopen. Het voelt wel een beetje aan als discriminatie tegenover die kleine tandenborstel dat je die niet zou willen gebruiken.
Je geeft die planten een wat ruimere pot. Je doet het traag. Je vertelt hen nog wat verhalen. Nadien lijken ze zo gelukkig.
En andere nuttige dingen.
Je lichaam lijkt een beetje in de war door die vrije dagen die ook weer niet helemaal vrij zijn.
Andermaal kun je vaststellen dat de pepermolen altijd net dan leeg is wanneer je er geen zin in hebt.
De Amerikaanse mevrouw in de trein is aan het oefenen in de uitspraak van namen van Belgische steden, in de verschillende landstalen.
In de winkelstraat zie je dat dat ene pand nog niet opnieuw verhuurd is. Je hoopt stiekem dat er dit jaar geen kerstwinkel zal komen. Er is al genoeg droefenis in de wereld. (Kerstmis verdient beter dan een kerstwinkel.)
De mevrouw aan de kassa die verhalen begint te vertellen over de glazen fles melk die je net hebt gekocht. Dat dat haar doet denken aan haar grootmoeder. Je twijfelt even aan je eigen leeftijd.
De varen kijkt je aan.
De man zit je in de weg in je hoofd. Je probeert via een ander woord naar jezelf te kijken, en ineens lijkt er iets mogelijk. (Gelukkig kunnen alleen de planten in je hoofd kijken.)
De minister-president die in een lange zin iets probeert te zeggen over Amazon en de lokale middenstand. Een lange zin die volstrekt niet te begrijpen is. Alleszins niet door jou.
Dat ene dagelijkse stukje chocolade ’s avonds kan wel extreem lekker zijn.
In je droom de bedenking maken dat die droom niet kan kloppen. Een metadroom.
Je vindt het moeilijk dat je niet bij die begrafenis kunt zijn, je hebt een opleiding te geven. Je zet de rouwkaart op je laptop, zodat je de hele tijd een beetje daar kunt zijn. Het maakt het zachter, een beetje.
Het kleine jongetje dat ineens naast je stoel staat in het restaurant en tegen je been duwt. Met een smeltglimlach.
In het gesprek probeer je iets te zeggen over de liefde. Of zo. Je ziet wat je zou willen kunnen zeggen, maar je ziet het nog niet. Als twee uiteinden van een brug die er niet meer is, of nog niet. Twee uur later in bed zie je ineens de brug voor je, zie je wat je wilde zeggen.
Terwijl je naar huis loopt, passeer je vier Afrikaanse vrouwen die zo mooi gekleed zijn. Ze staan op het voetpad op iemand te wachten en hebben vreselijk de slappe lach.
De vrouw in de serie heeft alle elementen van het verhaal als een puzzel in elkaar gepast. Terwijl ze de ijzingwekkende man strak aankijkt spreekt ze de beschuldiging uit. Je zit met open mond te kijken.
In je droom zingt iemand een liedje van Will Tura in het Engels. Misschien zit er een Deepl in je droombrein.
De man in de winkel vraagt of Jan je naam is.
Je ziet haar nog eens zingen in een filmpje. Woew, denk je.
Je stelt andermaal vast dat je er niet goed tegen kunt. Het gebruik van mekaar waar het elkaar zou moeten zijn. (Je herinnert je nog hoe het verschil tussen die twee heel uitvoerig werd uitgelegd tijdens de les, maar je zou het niet zomaar kunnen herhalen. Mekaar is wel toegevoegd aan de lijst woordtriggers die ergens in je lichaam is verankerd.)
Je hebt afgesproken met een dierbare vriendin. Het lijkt zo lang geleden. Ze vertelt honderduit. Ze straalt helemaal. Het maakt je zo gelukkig.
Een vrouw vraagt of ze de babystoel die naast jullie tafel staat mag meenemen. Jullie zeggen dat die voorlopig niet meer nodig is en dat het dus mag. Ze knikt, en glimlacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten