02 november 2008

De struiken

‘Hee!’
‘Wat is er?’
‘Niets, of alles, ik weet het niet. Ik had zo’n voorgevoel dat je zou komen.’
‘Ja? Is dat zo?’
‘Ja, dat is zo. Ik wist het. Misschien hoopte ik het wel een beetje.’
‘Mag ik binnenkomen?’
‘Ja, natuurlijk. Ik was net even in de tuin bezig.’
‘Mag ik mee komen doen?’
‘Dat is goed. Heel goed.’
‘Ik dacht nog aan de tuin vanmorgen. Het is raar hoe de dingen soms lopen. Normaal geloof ik dat niet, maar soms denk ik dat sommige dingen geen toeval zijn.’
‘Zou dat zo zijn? Ik durf er niet zo goed over nadenken.’
‘Zal ik deze struik doen?’
‘Ja, doe maar. Ik denk eigenlijk dat jij dat trouwens beter kunt dan ik. Ik rommel maar wat aan. Jij had er altijd verstand van.’
‘Dat dacht jij toch altijd.’
‘Nee, het was ook zo. Dat weet ik zeker.’
‘Het maakt niet uit. Ik denk dat de tuin het wel weet. De tuin heeft zich aangepast aan jou. Hij heeft vast wel geduld met jou.’
‘Weet je, ik heb altijd het gevoel gehad dat die plek, daar waar je nu staat, jouw plek was in de tuin. Waarom weet ik niet, maar je zocht altijd die plek op, onbewust misschien wel. En al die tijd sinds toen vond ik het moeilijk om daar te staan.’
‘Dat je dat weet… ik schrik ervan. Hier wou ik altijd zijn. Het was alsof ik het hier altijd, en alleen op deze plek, warm kreeg. Soms ging ik midden in de winter, als jij het niet kon zien, naar buiten om hier te komen staan, als ik het koud had. En dan kreeg ik het weer warm.’
‘Het had natuurlijk binnen warmer moeten zijn. Dat had ik beter moeten doen. Nu weet ik dat.’
‘Het maakt niets uit. Jij was het niet alleen, ik was er ook.’
‘Ik twijfel nog altijd als ik zo’n tak af moet snijden. Ik kan er dagenlang over piekeren. Of ik het wel zou doen. En of er dan niet iets onherroepelijks zal gebeuren. En dan ineens, voor ik kan nadenken, loop ik naar buiten, en gaan ineens alle takken eraf.’
‘Ja, zo doe jij dat. Het is alsof je een beetje bang bent van die struiken. En dat hoeft niet. Je kunt er vriendschap mee sluiten.’
‘Misschien wel ja. Kijk, hier heb ik een struik bij geplant. Die vorige was dood gegaan.’
‘Ik had het al gezien.’
‘Ongetwijfeld. Je doet dat goed met die struik. Het is alsof je de dingen beter ziet.’
‘In de tuin misschien wel, maar daarbuiten lukt me dat toch vaak helemaal niet.’
‘Ik heb je wel gemist eigenlijk, als ik dat mag zeggen.’
‘Dat mag je zeker zeggen. Ik heb je ook gemist.’
‘Dan is het goed, of zoiets.’
‘Wat is er?’
‘Niets. Of toch wel eigenlijk. Ik wou je vragen of je straks een stuk taart zou willen. Ik heb geleerd hoe ik taarten moet bakken. Dat is beter dan zwijgen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Als je een taart maakt, dan is het gemakkelijker om iets te zeggen. Veel mensen zwijgen als ze een taart eten. Ze zeggen dan alleen mmmmm of zo. Maar bij mij is het net omgekeerd.’
‘Ik wil straks heel graag een stuk taart van jou.’
‘Maar die staat wel binnen, is dat niet erg?’
‘Nee, het is allemaal goed. Ik wou je trouwens ook iets laten zien, ik heb ook iets geleerd. Ik heb foto’s leren maken. Ik heb er enkele bij, die ik van mezelf gemaakt heb. Het is raar, maar op een of andere manier moest jij die zien.’
‘Graag, heel graag. Zullen we dit stukje van de tuin ook nog schoonmaken?’
‘Ja, dat is een goed idee.’
‘Vorige week vroeg ik me dat nog af, wat je nu eigenlijk ruikt als je de aarde zo een beetje omwoelt. Die geur van dat zand. Ik denk altijd dat dat warm is op een of andere manier. Maar wat zou je eigenlijk ruiken? Het is een geur die je je kunt herinneren.’
‘Soms ga ik zitten, als ik in de tuin bezig ben, om gewoon de aarde in mijn handen te voelen, en ook te ruiken. Dan is het alsof er voor jou een geheim onthuld wordt. Het is daar misschien wel altijd, maar je kunt het alleen weten als je ervoor gaat zitten, en met je handen in de aarde gaat.’
‘Soms is die geur te veel voor mij. Ik weet niet of je een geur kunt voelen, maar voor mij voelt die sterke geur soms als een verwijt aan. Alsof de aarde mij wil zeggen dat ik te veel alleen ben, te veel in mijn eigen wereld zit, terwijl ik daar zou moeten zijn. Ik weet het allemaal, maar dat helpt niet echt.’
‘Je bent veranderd in je gezicht. Ik weet niet of jij dat ook weet. Er zijn meer lijnen bij gekomen, maar je bent zachter geworden, hier en hier.’
‘Is dat zo? Nu weet ik even niet wat te zeggen… Ik denk dat jouw ogen anders geworden zijn. Ze zijn dieper geworden. Nu kan ik tot achter kijken.’
‘Kon je dat vroeger niet dan?’
‘Nee, eigenlijk niet. Wat denk je? Zullen we dan maar?’
‘Ja, het is goed. Tijd voor de taart.’
‘Tijd voor de taart.’

1 opmerking:

Tricky zei

Dag Jan
even laten weten dat ik een paar van je mooie zinnen van 1 nov ben komen 'stelen' om op mijn blogje te zetten... met je naam erbij weliswaar... wat schrijf jij toch schoon!
tricky